Ook wetenschappers demonstreren deze week tegen de hoge werkdruk. Wat doen de universiteiten en vakbonden om de problemen aan te pakken? We spraken erover met VSNU-voorzitter Pieter Duisenberg en FNV-bestuurder Jan Boersma.
De werkdruk aan universiteiten is nog steeds hoog. Plannen van instellingen om die terug te dringen, hebben nog weinig voelbaar effect, blijkt uit onderzoek dat FNV Onderwijs en Onderzoek en wetenschapsvakbond VAWO dinsdag publiceerden. Ruim 70 procent van de ondervraagden heeft zelfs de indruk dat de hoeveelheid werk is toegenomen. Maar is de werkdruk zoveel hoger dan vroeger? Is het niet van alle tijden dat veel wetenschappers ook in de avonduren en de weekends werken?
Taken erbij
Nieuw is dat overwerk inderdaad niet, zegt FNV-bestuurder Jan Boersma, maar onderzoek toont volgens hem aan dat de druk wel veel hoger is geworden. “Vooral hoogleraren en docenten hebben er allerlei organisatorische en administratieve taken bijgekregen. Daarnaast is de publicatiedruk enorm en moeten ze, door de achterblijvende bekostiging, aan steeds meer studenten lesgeven.”
Toch is er via de cao wel wat bereikt, stelt Boersma. Zo zijn daarin afspraken gemaakt over meer langlopende contracten voor docenten. Het aandeel tijdelijke dienstverbanden van vier jaar of korter is gedaald naar 18,4 procent. Juniordocenten krijgen nu een eenmalig dienstverband aangeboden van vier jaar of langer en worden beter geschoold. Ook is er nu een nieuwe functie waarin junior docent-onderzoekers in zes jaar promoveren én hun basiskwalificatie onderwijs behalen. En promovendi krijgen in principe een fulltime aanstelling voor vier jaar. “Dit alles biedt meer zekerheid en verlaagt uiteindelijk de werkdruk.”
Werkdrukplan
Verder hebben alle universiteiten nu een plan van aanpak opgesteld om de werkdruk terug te dringen. “Het bestuur moet ermee naar de faculteiten en die gaan ermee naar de opleidingen. De ene universiteit is daar verder mee dan de andere. Betere onderwijsroosters kunnen er bijvoorbeeld voor zorgen dat de tijd die wetenschappelijk personeel aan onderzoek kan besteden, minder versnipperd is.” Ook in teamverband kan beter gebruik worden gemaakt van iemands talenten, denkt Boersma. “Geef iemand eens een sabbatical om aan een boek te kunnen werken. Of laat een docent die goed is in onderwijs, wat vaker college geven.”
Ruim een miljard
Om de werkdruk goed aan te pakken is volgens de vakbonden extra geld uit Den Haag nodig. De stakers in het hoger onderwijs eisen vrijdag 1,15 miljard euro minister Van Engelshoven vanwege achterstallige financiering. Maar is meer geld wel de oplossing? Houden universiteiten de hoge werkdruk niet ook zelf in stand door hun wetenschappers vooral af te rekenen op de hoeveelheid artikelen die ze publiceren en de onderzoeksbeurzen die ze binnenslepen?
Met extra geld alleen ben je er inderdaad niet, erkent VSNU-voorzitter Duisenberg. “Daarvoor is veel meer nodig.” Dit najaar kondigden de universiteiten, samen met onderzoeksfinanciers NWO en ZonMW aan dat wetenschappers in de toekomst anders beoordeeld zullen gaan worden. “Er komt meer waardering voor onderwijsprestaties, voor team science en voor de maatschappelijke impact van onderzoek. Daarover moeten ook internationale afspraken worden gemaakt, want Nederland kan dit niet alleen veranderen. Verder vinden we dat onderzoekers nu te veel zijn aangewezen op financiering door NWO. De onderzoeksfinanciering van de universiteiten via de eerste geldstroom is te klein geworden.”
Stop op internationals
Ook de snelle internationalisering van het onderwijs behoeft aandacht. “De instroom moet beheersbaar zijn en we hopen dat de plannen van de minister om studentenstops toe te staan voor Engelstalige varianten van bacheloropleidingen de druk wat kunnen verlichten.” Ook zou het helpen als het ministerie erin slaagt om de instroom van internationale studenten beter in te schatten zodat de universiteiten scherper kunnen begroten en gemeenten beter hoeveel extra woonruimte ze voor hen moeten regelen.”
Gaan de basisbeursmiljoenen nog helpen tegen de werkdruk? “Ja”, zegt Duisenberg, “en nog meer als de opbrengsten van het leenstelsel eerder worden uitgekeerd door het ministerie dan nu in de planning staat. Dat geld moet wat ons betreft beschikbaar zijn zodra een student zijn basisbeurs inlevert, en niet pas als hij de universiteit weer verlaat. Dat kost de minister niets extra’s.” De huidige regeling vindt hij onrechtvaardig: “De piek in studentenaantallen is alweer voorbij als het meeste geld nog moet komen.”
Nu vast investeren
Ook Boersma zou de basisbeursmiljoenen het liefst direct investeren in meer onderwijspersoneel. Maar in afwachting van deze kasschuif zouden universiteiten ook zelf alvast de portemonnee kunnen trekken, zoals ze tussen 2015 en 2017 ook al deden. Hij noemt de Rijksuniversiteit Groningen als voorbeeld, die al begonnen is met extra investeringen. “Wat houdt je tegen als je toch zeker weet dat je het geld terugkrijgt?”
Duisenberg sluit niet uit dat meer universiteiten het voorbeeld van de RUG zullen volgen, maar wijst er wel op dat veel instellingen dan geld moeten lenen en rente moeten betalen. “En dat is geld dat je dan niet meer kunt uitgeven aan het onderwijs.”