Mensen met autisme zijn niet zo stellig over hun seksualiteit. Dat blijkt uit VU-onderzoek.
Of er meer hokjes bij konden? Het was een opvallend verzoek dat ontwikkelingspsycholoog Sander Begeer kreeg van deelnemers aan zijn jaarlijkse onderzoek onder 2700 autistische mensen. “Ik werd benaderd door Autiroze, de COC-werkgroep voor lhbt+’ers met autisme. Ik vroeg altijd naar het geslacht van de deelnemers. Er waren twee opties: man of vrouw. Maar zij gaven aan dat ze leden hadden die transgender waren. Die hadden behoefte aan meer opties.”
Seksualiteit
En hoewel Begeer al sinds 1999 onderzoek naar autisme doet, had hij zich nooit bijzonder in de seksualiteit van zijn deelnemers verdiept. Het jaar erna voegde hij, naast meer genderopties, ook een vragenlijst naar gender en seksualiteit toe. Het resulteerde in 2017 in een wetenschappelijk artikel met opvallende conclusies. Zo bleek dat 43,4 procent van de vrouwen met autisme zich niet alleen aangetrokken voelt tot iemand van het andere geslacht, 30 procent meer dan in de gewone bevolking. Voor mannen is dat 18,4 procent in plaats van 9 procent.
Geboortegeslacht
Minder dan één op de honderd van de ondervraagden identificeerden zich met het tegenovergestelde geslacht dan dat waarmee ze geboren waren. Maar de deelnemers bleken zich wel meer dan gemiddeld te identificeren als niet-stereotiep mannelijk of vrouwelijk. Van de vrouwen met autisme had 22 procent niet-genderconforme gevoelens. Bij de mannen was dat 8 procent.
Lees in Advalvas waarom een VU-promovendus helemaal niet verbaasd was over deze uitkomst.