‘Mijn schouders zaten zowat tot aan mijn oren.’ Student-reporter Roos van Leerdam kreeg afgelopen weekend de schrik van haar leven toen in haar Uilenstede-flat brand uitbrak. Een reportage.
“Er is brand in de flat, je moet nú komen!” roept mijn huisgenoot als ze mijn deur openzwaait. Vanuit een diepe droom schiet ik rechtstreeks in de overleefstand. Paniekerig kijk ik om me heen in mijn donkere kamer, wat heb ik nodig? Ik schiet in een broek en loop door de gang naar de brandtrap. Achter me controleren een paar huisgenoten of iedereen uit zijn kamer is.
Paniekerig kijk ik om me heen in mijn donkere kamer, wat heb ik nodig?
De zwaailichten van de brandweerwagens verlichten de ochtendschemering, terwijl ik de brandtrap afloop. Ik hoor de naderende sirenes van de politie en onder me klinken gespannen stemmen van de bewoners van de gele flat. Als ik beneden kom, zie ik de bewoners in groepjes staan. Sommigen in badjas en met scheve knot, sommigen vonden op tijd een jas. Een jongen houdt met beide armen zijn MacBook vast alsof zijn leven daarvan afhangt.
Waarschuwings-appjes niet gehoord
Ik voeg me bij mijn huisgenoten. Ik merk dat mijn schouders zowat tot aan mijn oren zitten en mijn hart gaat te keer alsof ik heb gerend. “Zo, lekker festivalletje hier!” grapt een van de bewoners, ik lach en ontspan een beetje. De brandweermannen zijn ondertussen bovenin de flat bezig met de brand. Ze slaan de ramen in, om de rook te laten ontsnappen. De politie brengt ons een stuk verder van de flat af en spant een lint. Nu ligt het lot van mijn kamer in de handen van de brandweer.
De brandweer slaat de ramen in om de rook te laten ontsnappen
“Kom jongens, we gaan naar een vriendin van me, dit gaat nog wel even duren”, zegt een van mijn huisgenoten. Terwijl ik achter hen aanloop naar de laagbouw kijk ik op mijn telefoon. Half vijf in de ochtend. In de groepswhatsapp van de gele flat stuurde men waarschuwingen, daar ben ik doorheen geslapen. Gelukkig waren anderen nog wakker in de vroege uurtjes, waardoor toch iedereen gewaarschuwd werd.
Wachten op rookmelders
Bij de laagbouweenheid aangekomen krijgen we thee en kunnen we zuchten. “Oké, maar waarom was er geen brandalarm?” vraagt mijn huisgenoot. “Ja, die zou 6 juli komen, toch?” zeg ik. “Eh, ja, een paar rookmelders, die pikken echt geen rook van de twaalfde op.” Ik herinner me de brand in de rode flat in februari, waar de bewoners ook op elkaar waren aangewezen. Naar aanleiding van die brand schreven de bewoners een brief naar Duwo, met het verzoek om een centraal alarmsysteem te plaatsen. Of er iets met die brief is gedaan, mijn huisgenoten weten het niet. De rookmelders krijgen we naar aanleiding van een nieuwe wet voor verhuurders.
Sisser
Na een uur horen we buiten gejuich, de brandweer heeft het gefikst. We keren terug naar de massa bewoners voor de flat. Iedereen mag weer naar binnen, op de bewoners van de twaalfde en dertiende na.
Ik ben opgelucht als ik mijn kamer inloop en de adrenaline mijn bloed verlaat. Ik snap niet waarom Duwo na de eerste brand niet meteen een zootje rookmelders insloeg. Zou dat zo ingewikkeld zijn? En waarom kozen ze voor rookmelders en geen centraal alarmsysteem, zoals je dat vaker ziet in grote gebouwen? Nu liep de brand met een sisser af, maar zou er een volgende keer komen?