Steeds meer universitaire masters selecteren hun kandidaten en daar zouden ze betere voorlichting over moeten geven, stelt de Onderwijsinspectie. De aanvullende eisen werpen vooral voor mannen een drempel op.
In principe mogen alle masteropleidingen instroomeisen stellen of kandidaten selecteren. En steeds meer masteropleidingen doen dat dan ook. De Onderwijsinspectie onderzoekt de gevolgen daarvan: brengt selectie aan de poort de toegankelijkheid van het masteronderwijs niet in gevaar?
Vooralsnog niet, concluderen de inspecteurs in het nieuwe rapport De master van jóuw keuze?. Toch zijn er volgens de Inspectie wel “signalen die kunnen duiden op een verminderde toegankelijkheid”.
Tussenjaar
Zo nemen steeds meer bachelorstudenten een tussenjaar voordat ze aan hun master beginnen en een groeiend aantal bachelors ziet er uiteindelijk vanaf. De totale doorstroom is 84 procent, dus bijna één op de zes bachelors begint niet aan een master.
Dat kan komen doordat het minder makkelijk is geworden aan de master van je eigen keuze te beginnen. Volgens de Inspectie hanteert, afhankelijk van de precieze definitie, tien à veertig procent van de universitaire masteropleidingen een selectieprocedure. Deze masters stellen dus aanvullende eisen, met name aan studenten uit het buitenland en aan hbo’ers. Ze vragen bijvoorbeeld een motivatiebrief of hoge tentamencijfers in de bachelor.
Aanvullende eisen
Maar het begrip ‘selectie’ blijft schimmig. Veel masters zeggen niet te selecteren, terwijl ze wel degelijk aanvullende eisen stellen. Bovendien is vaak niet duidelijk hoe de aanvullende eisen worden gewogen en krijgen de studenten die meedoen aan de selectie na afloop geen feedback. Dit moet beter, vindt de Inspectie.
Selectie lijkt sommige groepen studenten harder te treffen dan andere. Al is hun achterstand kleiner dan vorig jaar, het aandeel studenten van niet-westerse afkomst is nog altijd iets lager zodra er aanvullende eisen worden gesteld. Dit komt volgens de Inspectie door zelfselectie: “De studenten vrezen dat de selectieprocedure te intensief of te competitief zal zijn, of dat ze niet worden toegelaten”, staat in het rapport.
Minder mannen
De Inspectie stelde eerder al vast dat selectieve masteropleidingen meer vrouwen aantrekken dan mannen. De komende jaren blijven de inspecteurs de onbedoelde gevolgen van selectie in het oog houden.
Universiteiten kunnen het masteraanbod bovendien beter op elkaar afstemmen. “Ze zorgen ervoor dat iedere bachelorstudent binnen de universiteit kan doorstromen naar minstens één passende masteropleiding”, zegt Jan-Willem Swane van de Onderwijsinspectie. “Maar er is nog geen landelijk overzicht. Als dat er wél is, kunnen universiteiten ook andere masteropleidingen aanraden, die misschien nog beter bij een student passen.”
Grens stellen
Studentenorganisaties zijn kritisch op selectie aan de poort. In 2016 dreigden studenten alle plannen voor selectie te blokkeren in de medezeggenschapsraden. “We zijn misschien vroeg, maar we willen het probleem voor zijn”, zei de toenmalige voorzitter van het Interstedelijk Studenten Overleg.
Het nieuwe rapport schetst een gemixt beeld, zegt de huidige ISO-voorzitter Rhea van der Dong. “Enerzijds neemt het aantal selectieve masters toe: daar zijn we niet blij mee, want waar eindigt het? Al helemaal als je ziet dat de doorstroom van bachelorstudenten afneemt. De minister moet een kader stellen: hoe ver mag dit gaan?”
Wantrouwen
Aan de andere kant is de ISO-voorzitter wél blij dat studenten met een migratieachtergrond zich kennelijk minder laten afschrikken door de aanvullende eisen.
D66, de partij van minister Van Engelshoven, kijkt ook met enig wantrouwen naar selectie in het hoger onderwijs. In de Tweede Kamer leverde Van Engelshoven kritiek op de Universiteit Utrecht, waar zo’n negentig procent van alle masteropleidingen studenten selecteert: “Daar moet je dan wel vraagtekens bij zetten: nou ja, moet dat nou zo?”