Zo’n 33 duizend studenten zijn in hun opleiding met grensoverschrijdend gedrag in aanraking gekomen, schat de Inspectie van het Onderwijs. Dat is één op de 25 studenten. Tot een officiële klacht komt het zelden.
Ajax en The Voice trekken de laatste weken veel aandacht vanwege grensoverschrijdend gedrag, maar ook in het hoger onderwijs komt het voor. Niet voor niets startte de inspectie vorig jaar een onderzoek, onder meer naar de kunst– en modeopleidingen.
Het kabinet heeft inmiddels aangekondigd dat er meer gaat gebeuren tegen seksueel grensoverschrijdend gedrag, maar er zijn ook andere vormen van wangedrag, zoals intimidatie en discriminatie.
Respect
Nu heeft de Onderwijsinspectie zich erover gebogen. In een beknopt factsheet staan de uitkomsten van een enquête die ruim 1.500 studenten hebben ingevuld. Lang niet alle incidenten komen boven water, blijkt daaruit.
De meeste respondenten vinden hun opleiding veilig genoeg. Studenten durven hun mening te uiten en docenten behandelen hen met respect, menen ze. Toch denkt 7 procent daar anders over. Ook ziet 8 procent van de studenten pestgedrag en buitensluiting binnen hun opleiding.
Discriminatie bij het zoeken van een stage is wat minder zichtbaar (62 procent heeft geen mening), maar ook dat komt voor: ruim een op de vijf heeft er binnen de opleiding van gehoord of heeft het zelf meegemaakt.
33 duizend studenten
En grensoverschrijdend gedrag? Twee procent van de studenten zegt er liever niets over, maar vier procent heeft het zelf weleens ervaren. Die vier procent (60 van de 1.500 respondenten) zou omgerekend neerkomen op ruim 33 duizend studenten.
“Een schokkend aantal”, zegt Ama Boahene van de Landelijke Studentenvakbond. “Er is actie nodig om te voorkomen dat studenten slachtoffer worden van ongewenst gedrag.” Ze wil onder meer betere meldprocedures en trainingen over sociale veiligheid.
Haar evenknie Lisanne de Roos van het Interstedelijk Studenten Overleg pleit voor betere monitoring van de sociale veiligheid: “Elke student die zoiets meemaakt, is er een te veel.”
Die monitoring lijkt niet overbodig. In ruim de helft van de gevallen maakten medewerkers van de onderwijsinstelling zich volgens de studenten schuldig aan het wangedrag, en het probleem blijft voor een groot deel onzichtbaar. Weliswaar bespreekt de meerderheid zo’n gebeurtenis met iemand van binnen of buiten de onderwijsinstelling, maar een kwart doet er helemaal niets mee; slechts drie van de zestig respondenten dienden een officiële klacht in. Eén van hen stapte naar de politie.
Waarom zo weinig studenten een officiële klacht indienen? De helft denkt dat het geen zin heeft en bijna een op de vijf weet niet waar je met een klacht terechtkunt. Sommige studenten kruisen aan: ‘Zo belangrijk was mijn klacht ook weer niet’.
De inspectie heeft met enkele studenten nader gesproken. Een van hen zei: “Ik heb gesprekken gevoerd met de leidinggevende van de docent die mij intimideerde, en met de vertrouwenspersoon. Ik vond dit traject zo onprettig dat ik daarom geen officiële klacht heb ingediend.” Een ander zei: “Mij werd afgeraden om mijn ervaring met anderen te delen en zeker niet met de media.”
Beperkingen
Het onderzoek heeft zijn beperkingen, beseft de inspectie, alleen al door de lage respons van 15 procent: het onderzoek was verspreid onder tienduizend hbo- en wo-studenten. Misschien is een herhaling nodig om ook antwoord te krijgen van ‘moeilijk bereikbare doelgroepen’.
Te weinig studenten met een migratieachtergrond hebben de enquête ingevuld om iets over die groep te kunnen zeggen. Ook studenten uit de sectoren gedrag & maatschappij en economie zijn ondervertegenwoordigd, evenals studenten die al langer dan vier jaar bezig zijn.
Maar de inspectie concludeert alvast dat instellingen de bekendheid en toegankelijkheid van de klachtenprocedure moeten verbeteren. Binnenkort komt de inspectie met een afzonderlijke factsheet over het beeld dat studenten hebben van de klachtenprocedures.
Monitoren
Bovendien moet het hoger onderwijs sociale veiligheid beter gaan monitoren, zowel landelijk als op het niveau van de instelling. “Transparantie over de cijfers en zicht op de risicofactoren kan een preventieve bijdrage leveren aan de sociale veiligheid in het Nederlandse hoger onderwijs”, meent de inspectie.
En als er inderdaad aanwijzingen zijn voor een sociaal onveilige situatie, dan moet je onafhankelijk onderzoek doen naar de organisatiecultuur, zegt de inspectie.
Wat ‘grensoverschrijdend’ is, is in dit onderzoek niet omschreven. De studenten moesten dat zelf inschatten. Dit is een eerste peiling, zegt een woordvoerder. De inspectie doet nader onderzoek naar de mode- en kunstopleidingen. “Daar gaan we natuurlijk dieper in op wat er precies speelt en wat ertegen is gedaan.”