We moeten op een totaal andere manier gaan kijken naar de selectie van studenten voor masteropleidingen, vindt Kees Kouwenaar van de Vrije Universiteit. Bij masters is selectie in het voordeel van studenten.
Al enkele jaren werkt projectleider Kees Kouwenaar aan betere selectie voor masteropleidingen. Het moet helemaal anders, vindt hij. De opleidingen moeten nog wennen aan het idee dat studenten van totaal verschillende opleidingen bij hen aankloppen. “Het is echt een paradigmawisseling.”
Met zijn collega’s van het project Mastermind Europe heeft hij een ‘gereedschapskist’ ontwikkeld om masteropleidingen te helpen bij het selecteren van studenten. Hij hoopt dat ze er allemaal gebruik van gaan maken, want nu vragen ze vaak naar cijferlijsten en motivatiebrieven zonder precies te weten waar ze naar op zoek zijn.
Wat zit er in die gereedschapskist?
“We stellen in feite drie simpele vragen: waar moeten studenten goed in zijn, hoe goed moeten ze zijn en hoe stel je dat vast? Je kunt wel zeggen: studenten moeten voor hun bachelorvakken minstens een zeven staan. Maar een zeven is niks. Welke inhoudelijke kennis hebben ze echt nodig, welke academische en persoonlijke vaardigheden zijn belangrijk? Voor een master in de kernfysica is dat misschien nog eenvoudig te beantwoorden, maar wat doe je voor pakweg een master beleid & communicatie van de milieuwetenschappen?”
Waarom zou je met selectie allemaal studenten buiten de deur houden? Is een goed diploma niet genoeg?
“Dat zou de master pas ontoegankelijk maken! Als je voor zo’n master milieuwetenschappen alleen eist dat iemand biologie heeft gestudeerd, dan hoef je verder niet te selecteren. Maar je wijst iedereen af die dat diploma niet heeft en toch in staat is om de stof te begrijpen. Denk maar aan studenten van een university college die een science-diploma hebben. Selectie zorgt voor een verruiming: je kunt een veel grotere groep studenten toelaten.”
Heeft u daar een voorbeeld van gezien?
“Er was een masteropleiding die van studenten eiste dat ze statistiek hadden gehad. Alleen deden ze in die masteropleiding niets met statistiek. Ze gebruikten dat gewoon als indicator van ‘academische slimheid met getallen’. Nu hebben ze besloten dat ze studenten, als ze geen statistiek hebben gehad, hierover interviewen. Als ze vaardig genoeg zijn met getallen, dan worden ze gewoon toegelaten.”
Het klinkt eenvoudig.
“Maar het is wel nieuw, het is echt een paradigmawisseling. Vroeger waren bachelor- en masteropleidingen met elkaar getrouwd, nu zijn ze van elkaar gescheiden. Ooit kwam 95 procent van de masterstudenten uit de eigen bacheloropleiding, nu kunnen ze overal vandaan komen en dan hebben ze niet één gemeenschappelijk pakket van kennis en vaardigheden. Dus opleidingen moeten beter voor ogen hebben wat ze van nieuwe studenten verwachten.
“Er is ook een veel bredere waaier van masteropleidingen. Sommige zijn gespecialiseerd, andere zijn interdisciplinair, weer andere richten zich ook op soft skills… Het is veel diverser dan vroeger. Daar moet selectie op inspelen.”
Van 5 tot 7 juli organiseert de Vrije Universiteit voor opleidingsdirecteuren van universiteiten uit heel Europe de slotconferentie van het project: Masters admission for a diverse international classroom.