“Ze staan altijd in groepjes bij elkaar. Ze mengen niet.” Hoe vaak heb ik dit niet gehoord van mijn VU-collega’s en studenten van Nederlandse afkomst. En met “ze” wordt dan bedoeld: studenten met een migratieachtergrond.
De boodschap is duidelijk. Degenen die moeten mengen zijn de studenten met een migratieachtergrond. Maar ondertussen zijn in veel opleidingen aan de VU de studenten van Nederlandse afkomst zelf een numerieke minderheid. Dus wie moet met wie integreren?
In het ERC Advanced project Becoming a Minority hebben wij deze vraag proberen te beantwoorden. We hebben onderzocht of mensen zonder migratieachtergrond, die in de stad Amsterdam (en andere Europese ‘meerderheid-minderhedensteden’) ondertussen een numerieke minderheid zijn, de kunst van het samenleven verstaan? De uitkomsten van het onderzoek lieten zien dat de meeste mensen zonder migratieachtergrond het leven in een cultureel diverse stad als een verrijking zien, maar tegelijkertijd gaven de resultaten aan dat het overgrote deel van hen geen gemengde vriendengroep heeft. Het blijkt dat veel mensen van Nederlandse afkomst zich onzeker voelen in een cultureel diverse omgeving. Ze zijn bang om de foute dingen te zeggen of te doen. Ze hebben de kunst van het samenleven met mensen met een andere achtergrond nooit geleerd.
Een kleiner deel van onze respondenten heeft dit wel geleerd omdat ze in een gemengde buurt is opgegroeid en op school heeft gezeten. Het blijkt dat deze respondenten zich aanzienlijk meer thuis voelen en meer plezierige interacties hebben in de stad dan de mensen die de kunst van het samenleven niet van jongs af aan hebben geleerd. Mensen van Nederlandse afkomst zijn veertig jaar lang de passieve groep geweest als het gaat om integratie. Daardoor staan ze nu feitelijk op een achterstand. Integratie is een tweezijdig proces.
Studenten van Nederlandse afkomst, grijp je kans om de kunst van het samenleven nu te leren.