Vragen stellen is wetenschappers niet vreemd. De wetenschap drijft nou eenmaal op vraagwoorden, zoals wat (de feiten), waarom (de ratio achter normenkader) en hoe (het handelingskader).
Sport onderscheidt zich van andere fenomenen door het samenspel aan basisbeginselen: naast de spelregels zijn de rivaliteit, de zo gelijk mogelijke krachtmeting, de prestatievergelijking en het aanwijzen van een winnaar eigen aan de sport.
Toen NWO-voorzitter Marcel Levi de wetenschap vergeleek met topsport, vielen verschillende wetenschappers over hem heen. Levi wees bijvoorbeeld op het aantal trainingsuren en de niet geringe zelfopoffering. Als reactie werd gewezen op de slechtheid van competitie tussen wetenschappers en de onzin om winnaars aan te wijzen. Iedereen kan een eigen verkozen kenmerk van sport eruit pikken om het eigen standpunt te verdedigen. Hoe vermakelijk.
Er zijn overeenkomsten en er zijn verschillen. Wetenschappers hebben, net als topsporters, elkaar nodig om prestaties vooruit te stuwen. Indien succesvol, leidt dit tot sociale prestige. En natuurlijk is er in de wetenschap sprake van strijd, al is het alleen al de strijd die je met jezelf aangaat.
Tegelijkertijd woedt net als in de wetenschap in de topsport ten volle de honger naar een nieuwe cultuur van erkennen en waarderen. Om de waarde van topsport bijvoorbeeld niet uitsluitend te vertalen in een top-10-ambitie van beste landen. En een strijd om machtsbolwerken te doorbreken. Ook machthebbers vinden elkaar omdat zij bij de uitoefening van macht elkaar nodig hebben.
Daarom komt er een onderzoek naar de cultuur in de topsport. Ook een idee voor de wetenschap? Het leuke van sommige sportvragen is dan weer dat er antwoorden bestaan die ineens ook feiten blijken. Ajax heeft gewonnen van Borussia Dortmund. Daarover hoeven we niet met elkaar in debat.