Tien vacatures, tweeduizend reacties. Het zal je maar overkomen als je net van de universiteit komt. Maar voor een afgestudeerd filosoof of religiewetenschapper is dat niks bijzonders. Een academische opleiding blijkt, zeker voor hen, geen garantie meer te zijn voor een goede baan. Daarom kwamen gisteravond, in het kader van de Lucht Je Hart Week, zo’n dertig studenten wijsbegeerte en religie & levensbeschouwing samen op de VU. Om te bespreken wat hun werkelijke kansen zijn op de arbeidsmarkt.
Beroerde arbeidsmarkt
De sprekers waren duidelijk niet gekomen om de studenten gerust te stellen. Want de arbeidskansen zijn slecht op dit moment. Ad Verbrugge, filosoof en docent aan de VU, vatte het kort samen: ‘Academisch opgeleid zijn garandeert niks meer.’ Dit is het gevolg van de beroerde economische situatie en het feit dat er op dit moment veel afgestudeerden tegelijk zijn. Dat geldt voor alle studies, maar studenten wijsbegeerte of religie & levensbeschouwing hebben nog te maken met bijkomende nadelen. Bedrijven of instanties weten vaak niet precies wat deze studies inhouden. En als ze het wel weten, hebben ze negatieve vooroordelen, zegt Hugo Meijer, die onderzoek deed naar dit onderwerp. Ze denken bijvoorbeeld dat het softe studies zijn met een hoog geitenwollensokkengehalte.
Ga stage lopen
Maar de avond bracht ook goed nieuws. Studenten kunnen zelf namelijk hun kansen op de arbeidsmarkt vergroten. Vroeg beginnen met netwerken, stage lopen, het ontwikkelen van ‘unique selling points’: het werkt echt. Daarnaast zou de VU-studenten meer voorbereiding op de arbeidsmarkt moeten bieden, door goede voorlichting en de ruimte om bijvoorbeeld stage te kunnen lopen. Dit kan de kloof tussen studie en praktijk, die de studenten ervaren, verkleinen. Maar het belangrijkst is initiatief van de studenten zelf: zij moeten zich bewust worden van het probleem.
Organisator Lucas van Heerikhuizen, zelf masterstudent religie & levensbeschouwing, is tevreden. Volgens hem kwam de urgentie van het onderwerp goed over. ‘Er is hoop, maar het moet wel op gang komen. Het gesprek moet constant gevoerd worden.’