Je bent zelf al een paar jaar aan het promoveren. Herken je de problemen?
“Het promotietraject is heel intensief, dat heb ik zelf ook gemerkt. De druk om veel te publiceren is groot en daarnaast zijn er allerlei verwachtingen: je moet een goede onderzoeker zijn, je moet college geven en ook nog iets doen met maatschappelijke impact. Zelf ben ik begonnen met een contract dat voor 80 procent uit onderwijs bestond, in de overige tijd kon ik mijn proefschrift schrijven. Dat werkte niet. Dankzij subsidie kreeg ik meer lucht, maar nog steeds moet ik veel ballen tegelijk hooghouden. Dat is stressvol. Mijn situatie is gelukkig uitzonderlijk, maar feit is dat veel promovendi een contract krijgen aangeboden waarin te weinig tijd is ingeruimd voor hun onderzoek.”
PNN peilde tussen maart en mei 2020 de mening van 1.600 (+1) promovendi aan Nederlandse universiteiten en umc’s. Hieruit bleek onder meer:
* 63% werkt wekelijks meer dan contractueel afgesproken;
* 47% kampt met meerdere psychische klachten: van stress en slaapgebrek tot depressie;
* 43% zegt dat hun begeleider twijfelachtig gedrag vertoont, met name het bagatelliseren van de hoeveelheid werk;
* 25% heeft overwogen te stoppen met het promotietraject;
* 16,7% heeft een contract voor minder dan de in de cao vastgestelde 4 jaar.
Meer info op hetpnn.nl
De werkdruk staat dus op de agenda. Wat zijn je andere speerpunten voor het komende jaar als voorzitter?
“We gaan om te beginnen aan de slag met de enorme hoeveelheid data die onze PHD Survey [zie kader: de PNN-enquête, red.] heeft opgeleverd. Dat gaat om thema’s als dubieuze contracten, supervisie, sociale veiligheid en internationale promovendi. Ook hieruit blijkt weer hoe competitief de promotiewereld is. Helaas nemen begeleiders de klachten lang niet altijd serieus. Ze maken zelfs geregeld misbruik van hun positie. Wisselen van begeleider blijkt lastig; men is bang voor reputatieschade of wordt gedwarsboomd door de universiteit. Waar we tot nu toe moesten lobbyen met anekdotisch materiaal, hebben we nu harde cijfers om te presenteren aan de politiek, de VSNU en onze andere partners.”
Daarbovenop is dit het jaar van de coronacrisis. Wat betekent dit voor promovendi?
“Veel promovendi lopen nu vertraging op en er is onduidelijkheid over hoe universiteiten daarmee omgaan, vooral op het gebied van aflopende contracten. Daarnaast is er een ander actueel item: het experiment in Groningen waarbij promovendi een studentenstatus krijgen in plaats van een werknemersstatus. Dat betekent veel minder zekerheden en problemen met het aanvragen van WW of een hypotheek. En dat terwijl Nederland juist een van de weinige landen is waar promovendi normaal gesproken wél werknemer zijn, we lopen daarin voorop. Als we dit experiment kunnen stoppen, is mijn jaar als voorzitter geslaagd.”
Kon je met alle werkdruk deze voorzittersrol er eigenlijk nog wel bij hebben?
“Aftredend voorzitter Lucille Mattijssen vroeg mij zelf of ik haar rol wilde overnemen. Mijn reactie was: als niemand anders het wil doen, kan ik het best proberen. Ik hoor van collega-promovendi dat ze zich ook graag zouden inzetten voor het PNN, maar het er te druk voor hebben. Dat snap ik goed. Toch vind ik het de moeite waard, want de PNN vraagt als de stem van promovendi aandacht voor belangrijke thema’s. We kunnen het systeem alleen van binnenuit veranderen en als ik daaraan een steentje kan bijdragen – hoe klein ook – zou het mooi zijn.”
En hoe gaat het ondertussen met jouw promotieonderzoek?
“Goed, ik zit in de afrondende fase. Ik heb onderzoek gedaan naar het begrip veerkracht in de context van internationale veiligheid. Hiervoor heb ik veldwerk gedaan in de landen rondom Syrië die veel vluchtelingen opnemen. Hoe kan een land met zo’n crisis omgaan op politiek, economisch en sociaal gebied? Op dit moment ben ik bezig met het schrijven van de conclusie en aanbevelingen. En ik ben een van de gelukkigen, want ik heb sinds 1 september een aanstelling als universitair docent.”