Aankomende studenten hebben recht op een ‘studiekeuzecheck’: past de opleiding van hun voorkeur wel bij hen? Die check kan stukken beter, denken studentenorganisaties LSVb en ISO. Daarom gaan ze klachten verzamelen.
Om de hoge uitval in het eerste jaar te bestrijden voerde voormalig minister Bussemaker in 2014 de verplichte studiekeuzecheck in. Aan de hand daarvan krijgen aankomende studenten het advies om wel, of maar beter niet aan een opleiding te beginnen,.
De uitvoering verschilt nogal: bij de ene instelling moeten aankomende studenten een dagje meelopen bij de opleiding van hun voorkeur en voeren ze een ‘matching-gesprek’, maar bij de andere vullen ze alleen een online vragenlijst in en krijgen ze een schriftelijk advies.
Geen pasklaar recept
Of het allemaal helpt, is moeilijk vast te stellen. Onderzoek van ResearchNed wees vorig jaar uit dat wo-studenten die meedoen aan de verplichte check minder vaak stranden in het eerste jaar, maar dat dit verschil in het hbo nauwelijks meetbaar was. Voormalig minister Bussemaker kondigde een vervolgonderzoek aan en erkende dat er nog geen pasklaar recept was voor de meest effectieve studiekeuzecheck.
De Landelijke Studentenvakbond en het Interstedelijk Studenten Overleg gaan een handje helpen. Bij het meldpunt dat ze vandaag lanceren, kunnen aankomende studenten hun opmerkingen en klachten achterlaten. Dat moet feedback opleveren waarmee de check verbeterd kan worden.
De organisaties benadrukken dat het advies aan studenten goed onderbouwd moet zijn en dat de studiekeuzecheck niet overkomt als een selectieprocedure: “Het moet vooraf duidelijk zijn bij aankomende studenten dat ze zelf mogen bepalen of ze willen beginnen.” Dus ook als ze een negatief advies krijgen.