Gaan er meer mensen studeren als ze in het eerste jaar duizend euro minder collegegeld hoeven te betalen? De Raad van State denkt van niet en toont zich in een spoedadvies uiterst kritisch over een wetsvoorstel van minister Van Engelshoven.
Als het aan het kabinet ligt, betalen eerstejaars vanaf september niet 2.060 euro, maar 1.030 euro collegegeld. Wie een lerarenopleiding volgt, krijgt de korting ook in het tweede studiejaar.
De maatregel was aangekondigd in het regeerakkoord en is een goedmakertje voor het afschaffen van de basisbeurs in 2015. De korting moet financiële drempels voor minder draagkrachtige studenten verlagen en het lerarentekort helpen tegengaan.
Toegankelijker
Volgens de Raad van State is het echter zeer de vraag of de maatregel het hoger onderwijs daadwerkelijk toegankelijker maakt. De instroom is na de invoering van het leenstelsel immers hersteld en het aantal inschrijvingen vrijwel terug op het oude niveau. Ook het leengedrag van studenten zou nauwelijks zijn veranderd. Is de maatregel dan wel nodig?
Het wetsvoorstel hinkt volgens de raad op twee gedachten: enerzijds stelt de minister dat de toegankelijkheid van het hoger onderwijs goed is en dat alleen specifieke groepen – vooral mbo-leerlingen van wie de ouders niet hebben gestudeerd – zich laten weerhouden door hoge kosten. Maar ze komt anderzijds met een maatregel die voor alle studenten goed uitpakt.
“Indien zich voor de meeste studenten kennelijk geen knelpunten met betrekking tot de toegankelijkheid van het hoger onderwijs voordoen, is het de vraag voor welk probleem een dergelijke generieke maatregel een oplossing beoogt te bieden,” schrijft de Raad van State. Ook al omdat een studie voor een uitwonende student in totaal gemiddeld 58.500 euro kost, acht de raad het financiële voordeel van de maatregel beperkt.
Niet doelmatig
De Raad van State gelooft evenmin dat de maatregel het lerarentekort zal terugdringen. Niet alleen de geringe belangstelling voor lerarenopleidingen, maar ook de kwaliteit van de arbeidsvoorwaarden, het carrièreperspectief en de grootschalige uitval van leerkrachten spelen een rol. De maatregel zou bovendien niet doelmatig zijn, omdat de kosten afgezet tegen het aantal extra studenten, relatief hoog zullen zijn.
En dan zitten er ook nog een aantal “uitvoeringstechnische haken en ogen” aan het wetsvoorstel. Zo kan DUO het maximaal te lenen bedrag aan collegegeldkrediet niet met ingang van collegejaar 2018/2019 aanpassen waardoor studenten het te veel ontvangen bedrag later zouden moeten terugbetalen. Het is volgens de Raad van State dan ook slimmer om nog even met de invoering te wachten.
Betekenisvol bedrag
Minister Van Engelshoven is het niet eens met de kritiek. Volgens haar komt de maatregel de toegankelijkheid wel degelijk ten goede: duizend euro is volgens haar een “betekenisvol bedrag”. En omdat de korting relatief gezien meer waard is voor studenten met een kleine beurs, draagt die ook nog eens bij aan de kansengelijkheid.
Ook wat betreft het lerarentekort is minister Van Engelhoven het oneens met de Raad van State. Ze wijst erop dat de halvering van het collegegeld slechts één van de maatregelen is waarmee ze het lerarentekort wil terugdringen. Mocht de verlaging van het collegegeld een efficiënt middel blijken om studenten te verleiden voor een lerarenopleiding, wil de minister de maatregel in toekomst wellicht ook op andere opleidingen kunnen toepassen. Het wetsvoorstel biedt daartoe de ruimte.