Tijdens de democratisering van de universiteiten in de jaren zeventig ontwikkelden hun mededelingenblaadjes zich tot min of meer onafhankelijke media, staat in een boek over de universitaire pers sinds de late negentiende eeuw. Rode draad in hun geschiedenis is de spanning tussen bestuurlijke belangen en professionele journalistiek.
Vuile was
Toen de democratiseringsgolf voorbij was en er in de jaren negentig een neoliberale wind opstak, gingen de universiteiten bedrijfsmatiger werken. Bestuurders waren steeds minder bereid om de redactionele onafhankelijkheid te garanderen. Waarom betalen voor een blad dat de vuile was van de universiteit buiten hing?
Vooral rond open dagen waren de besturen extra beducht voor imagoschade, schrijft Ries Agterberg, hoofdredacteur van het Utrechtse nieuwsplatform DUB, in zijn bijdrage aan het boek. Had een universiteitsblad een kotsende of coke snuivende student op de voorpagina staan, dan was dat aanleiding om de hele oplage – zonder overleg met de redacties – uit de bakken te verwijderen. In Tilburg gebeurde dat ook vanwege een artikel over de Keuzegids waarin de universiteit slecht scoorde.
Lifestyle
Maar ook de redacties kozen een nieuwe koers. Hun gebruikelijke focus op politiek en bestuur verschoof in de richting van lifestyle, en veel krantjes kregen het aanzien van een ‘glossy magazine’.
De voortschrijdende digitalisering en het teruglopende advertentieaanbod zorgden ervoor dat steeds meer bladen alleen nog online verschenen. De vrees dat ze daarmee aan belang zouden inboeten kwam niet uit, schrijft Agterberg. Integendeel, de verschillende redacties werkten vaker samen aan grote onderzoeksartikelen en al het nieuws was nu ook buiten de instelling te lezen. Het werd daardoor vaker opgepikt door andere media.
‘Ongenuanceerd kritisch’
De strijd om onafhankelijkheid werd er dus niet minder om. Guus Termeer, hoofdredacteur van de Groningse Universiteitskrant tussen 1990 en 2004, schetst in zijn bijdrage meerdere hoogoplopende conflicten bij diverse universiteitsbladen. In Groningen ging het in 2012 ineens mis toen er een nieuw college van bestuur aantrad dat de toenmalige redactie “ongenuanceerd kritisch” vond.
Na onder meer een kritische opiniebijdrage van vijf hoogleraren (onder wie de latere Nobelprijswinnaar Ben Feringa) over het aanstellen van beurspromovendi begon het college de geldkraan dicht te draaien. Het blad kon daarna alleen nog online verschijnen. De relatie met het bestuur raakte steeds verder verstoord, zeker toen de hoogoplopende discussie binnen de Rijksuniversiteit Groningen over een vestiging in China het kookpunt bereikte en de universiteitsraad de plannen naar de prullenmand verwees.
Actiejournalistiek
Maar Termeer plaatst ook kritische kanttekeningen bij de rol van een aantal redacteuren die ‘actiejournalistiek’ zouden hebben bedreven: “Soms leek het erop dat redacteuren extra kritisch wilden zijn en de grenzen opzochten of zelfs overschreden om de schijn te voorkomen dat de UK een braaf bedrijfsblad zou zijn.”
Persoonlijke opvattingen en irritaties van collegeleden speelden volgens hem een niet te onderschatten rol. Toen in 2019 een volledig vernieuwd college van bestuur aantrad verbeterde de verhouding met de redactie van UKrant vrijwel direct.
Ook bij het Leidse universiteitsblad Mare verschilde het nogal wie er collegevoorzitter was, schrijft universiteitshistoricus Pieter Slaman. “Het voortbestaan van een kritisch weekblad met nieuwsvoorziening hing in wezen af van de bereidheid van dat bestuur om het te handhaven. Niet alle bestuurders waren even bereid, vooral niet als het imago en de inkomsten van de universiteit onder druk stonden.”
Niet gewaarborgd
Recente voorbeelden bij de technische universiteiten van Eindhoven en Delft, en ook bij hogescholen, tonen aan dat de onafhankelijkheid van hogeronderwijsmedia lang niet overal gewaarborgd is. De vorige twee ministers van Onderwijs betreurden dat, maar waren niet bereid om dat af te dwingen bij de instellingen.
De stem van de universiteit. Universitaire pers sinds de late negentiende eeuw. Ab Flipse, Dorien Daling & Annelies Noordhof-Hoorn (red.). Uitgeverij Verloren, ISBN 9789464551204, 22 euro.