De coronacrisis vraagt veel van medezeggenschappers, zegt minister Van Engelhoven, maar goed overleg is belangrijker dan ooit. Dat zei ze donderdagmiddag op de Dag van de Medezeggenschap.
Ze praatte er met studenten over de vierde landelijke medezeggenschapsmonitor, een initiatief van het Interstedelijk Studenten Overleg (ISO).
Wat opvalt: het woord ‘corona’ komt in deze editie van de monitor niet één keer voor. De vragenlijst werd begin 2020 ingevuld door 967 raadsleden van hogescholen en universiteiten. Van een wereldwijde crisis was toen nog geen sprake.
Toch zijn de resultaten van de monitor relevant, vindt Van Engelshoven. Ze vermoedt dat de tijdsbesteding voor veel raadsleden het afgelopen jaar alleen maar “groter en intensiever” is geworden.
Want er was van alles te bespreken: de overstap naar online onderwijs, online proctoring, de mondkapjesplicht. Helaas lukte het aan het begin van de crisis niet altijd om de medezeggenschap tijdig te betrekken, erkende de minister. “Sommige beslissingen moesten heel snel worden genomen.”
No offence
Dat gaat op veel plekken nu beter, zien de studenten. Toch maakt al dat online vergaderen het werk volgens hen soms ingewikkelder. Dat herkent de minister wel. Vooral de informele lobby met bestuurders gaat offline net iets makkelijker, stelt ze zich zo voor.
“Soms moet je in een vergadering scherp zijn, maar je wilt wel de relatie goed houden”, zei ze. “Dat doe je normaliter door iemand nog even aan te spreken bij de uitloop: zeg, misschien was ik net een beetje scherp, maar no offence.” De drempel om daar nu achteraf nog over te bellen is volgens haar veel hoger.
Op koers
Volgens het ISO ligt de medezeggenschap op koers, maar is er ook nog werk aan de winkel. Tussen 2015 en 2018 waren studenten en medewerkers in de medezeggenschap steeds tevredener over de beschikbaarheid van faciliteiten: denk aan notulisten, ambtelijke ondersteuning of een eigen budget.
Maar die stijging zet niet door, meldt de nieuwste monitor. Ook de tevredenheid over de invloed van de raad, het eigen functioneren en de verhoudingen met bestuurders, is niet toegenomen.
De raadsleden hadden de afgelopen twee jaar weliswaar veel invloed bij het opstellen van de zogeheten ‘kwaliteitsafspraken’, waarin de leenstelselmiljoenen binnen de instellingen werden verdeeld. Maar ze hadden best nog wat eerder betrokken willen worden bij het opstellen van de begroting.
Eén uurtje extra
De laatste jaren kostte het raadswerk de medezeggenschappers steeds meer tijd. Begin 2020, dus vóór de coronacrisis, was de gemiddelde tijdsinvestering juist iets gedaald: naar 7,8 uur per week tegen 8,7 uur per week in 2018.
Wel zijn er grote onderlinge verschillen tussen de raadsleden. Vooral studentleden in centrale raden op de universiteit krikken het gemiddelde flink op: zij zeggen wekelijks maar liefst 26,3 uur te besteden aan de medezeggenschap.
En zelfs dat is niet altijd genoeg: gemiddeld genomen hebben de respondenten behoefte aan één uurtje extra per week. Het contact met hun achterban bijvoorbeeld schiet er nu nog te vaak bij in, vinden ze. Dat probleem herkent de minister ook als politicus, zei ze.
Meer scholing
De raadsleden zouden ook best meer scholing willen, onder meer op het gebied van financiën en juridische zaken. Ze worden bovendien niet altijd goed geïnformeerd door bestuurders.
In deze editie van de medezeggenschapmonitor werd voor het eerst een aparte vragenlijst ingevuld door 1.079 leden van opleidingscommissies. Zij besteden gemiddeld 2 uur per week aan hun commissie, maar geven aan 2,4 uur per week nodig te hebben. Ook is er behoefte aan meer eigen budget en, vooral in het hbo, aan meer ambtelijke en juridische ondersteuning.