Uitgerust met een veiligheidshelm en schoenen met stalen neuzen loop ik de energiecentrale binnen. Het is er fris, maar wat vooral opvalt is de constante herrie die de loeiende machines maken. De gids Pieter Smit, manager bedrijfsvoering onderhoud en support, komt nauwelijks boven het lawaai uit. “Dit zijn onze twee grootste verwarmingsketels”, zegt hij terwijl hij wijst naar twee vaalgroene metalen machines van zo’n vier meter hoog. “Hierin verwarmen we met aardgas water. Dat warme water gebruiken we vervolgens om de gebouwen op de campus te verwarmen.”
Op een ouderwets computerscherm is te zien hoe warm het water is dat naar de gebouwen gepompt wordt (135 graden Celsius) en hoe warm het water is dat terugkeert naar de energiecentrale (90 graden Celsius). Om warmteverlies in de energiecentrale te voorkomen, zijn de zilverkleurige waterbuizen volledig geïsoleerd en waar nodig extra ingepakt met isolerend materiaal.
Opstijgend vliegtuig
Naast warmte maakt het energiebedrijf ook koude om gebouwen te koelen. “Als het buiten 35 graden is, zoals afgelopen zomer één keer voorkwam, dan zijn de twee koelmachines die we hebben niet genoeg. Het klinkt een beetje gek, maar we gebruiken dan warmte om koude mee te maken om de gebouwen verder te koelen.”
We lopen langs een groot apparaat dat perslucht maakt. Want, zo vertelt Smit, de remmen van een aantal liften in het hoofdgebouw werken nog op perslucht. Dan lopen we langs ketel 6, die het logo van Bosch draagt. “Deze verwarmt het water tot wel 180 graden. Alleen hij was al na drie jaar lek, dat heeft ons een hoop geld gekost. Nu werkt hij gelukkig weer.” Daar komen we niet lang daarna proefondervindelijk achter als de ketel ineens aangaat met een oorverdovend geluid, dat wat weg heeft van een opstijgend vliegtuig.
Ik vervolg de rondleiding door twee gigantische glazen klapdeuren. Plots doemen er twee enorme palmbomen op, waarvan de groene bladeren in schril contrast staan met de industriële omgeving. Smit: “Die zijn van de botanische tuin hier verderop, in de winter staan ze hier vanwege de kou.”
Dieselmotoren van grote schepen
Via een binnenplaats kom ik in een gedeelte dat strak en nieuw oogt. Het staat er vol met indrukwekkende, helderblauwe machines. De ruimte is het domein van de nieuwste aanwinst van het energiebedrijf: Drups. Deze Diesel Rotary Uninterruptible Power Supply Devices verzorgen de noodstroom voor de VU en VUmc, zodat de zorg en belangrijke wetenschappelijke experimenten bij storingen onverstoord door kunnen gaan. De vier machines zien eruit als gigantische motoren, wat het praktisch gezien ook zijn. Elke Drups beschikt over een motor met 16 cilinders, onder autoliefhebbers ook wel bekend als een V16. “Als je die in je auto hebt, dan ben je de man”, lacht Smit. “Zulke dieselmotoren zitten ook in grote schepen.”
De gids verklaart waarom deze centrale vier stuks heeft. “Je kunt het zien als een grote dynamo die continu draait. Eigenlijk hebben we maar twee van die dieselmotoren nodig. Eentje dient nog als reserve en de vierde is op de groei gekocht. We doen vier keer per jaar een oefening, dan simuleren we een stroomuitval. In de twee jaar dat we Drups hebben, zijn ze pas één keer nodig geweest.”
Noodstroomvoorziening
Even verderop staan de gasturbines, die voor de komst van Drups dienden als noodstroomvoorziening. Toch komen de gele machines nog goed van pas. “We gebruiken ze nog om warmte en elektriciteit mee op te wekken. Met die hoge energieprijzen is dat laatste best rendabel.”
Naast de gasturbines zien we een ingewikkeld schakelbord, waarop alle 179 hoogspanningsschakelaars van het energiebedrijf staan. Het is een heel gedoe om die goed te onderhouden, vertelt Smit. “Het gaat om kilometers aan kabels die in een ring lopen. Dat is nodig, want zodra er iets uitvalt, kan de stroom alsnog via de andere kant geleid worden. Zo blijft het systeem draaien.”
Flauwgevallen
Na bijna een uur kom ik in de controlekamer, waar medewerkers het energiebedrijf en de machines in de gaten houden. Op meer dan twintig schermen valt de status af te lezen van elke machine in het gebouw. “Er zijn hier dag en nacht minstens drie mensen aanwezig, voor het bedienen van de machines en als bewaking”, zegt een medewerker. Voor hem liggen enkele muizen waarmee hij moeiteloos vier schermen bedient. “Vroeger pakte ik nog weleens de verkeerde, maar na een tijdje wen je eraan.”
Ik kom erachter dat de controlekamer ook het centrale meldpunt van de VU is, want plots komt er een melding binnen van een vrouw die flauw is gevallen. “Alle meldingen gaan naar deze meldkamer en wij sturen er dan bijvoorbeeld het EHBO-team op af.” Niet veel later krijgt de medewerker een seintje van een collega dat alles in orde is. Met een algemene oproep via de portofoon deelt hij mee dat de melding is afgesloten. Vervolgens wendt hij zijn blik weer naar de muur aan schermen voor hem, op zoek naar een afwijkende waarde bij een van de machines.