Wat de nieuwe rector Frank van der Duyn Schouten betreft mogen docenten hun geloof belijden in de collegezaal, maar moeten ze wel op tijd zijn met het nakijken van tentamens. Een interview.
U hebt aan de VU gestudeerd en werkte hier tot 1987 als wetenschappelijk medewerker. Daarna ging u naar Tilburg. Voelt dit als thuiskomen?
“Ja. Ik vind het mooi dat ik mijn wetenschappelijke loopbaan kan afsluiten op de universiteit waar ik ooit ben begonnen. Ik heb hier een goede opleiding genoten en een prachtige tijd gehad als wetenschapper. Daarom is het voor mij een droombaan. Dat betekent overigens niet dat ik het in Tilburg niet naar mijn zin had. Ik heb ook daar een erg mooie tijd gehad, als protestant tussen de katholieken.”
U staat bekend als orthodox christen. Moeten alle gesluierde moslima’s, homo’s, ongetrouwde moeders met een deeltijdbaan en atheïsten aan de VU nu vrezen voor hun positie?
“Nee, zij kunnen gerust zijn. Ik vind het belangrijk dat er ruimte is voor levensbeschouwing in de maatschappij en dus ook aan de universiteit. Dat betekent helemaal niet dat we hetzelfde hoeven te denken. Mijn christelijke geloofsopvattingen breng ik overtuigender tot uitdrukking in mijn levenshouding, hoe ik met mensen omga en wat ik doe, dan in discussies over wat wel en niet mag.”
In maart hebt u samen met 26 andere hoogleraren een open brief geschreven om uw Maastrichtse collega Onno van Schayck te steunen, toen er commotie was ontstaan rondom diens uitspraken dat hij God aan het werk had gezien in het aangroeien van een te kort been. Bent u voor christelijke wetenschap?
“Ik wil stelling nemen tegen de intolerantie van de toleranten. Mensen laten hun levensovertuiging toch niet thuis als ze de voordeur dichtdoen? Dus daarvoor moet ruimte zijn in het openbare leven en op de universiteit. Ik wil me niet uitlaten over de uitspraken van Van Schayck, maar ik vind het kwalijk dat hij als gerenommeerde wetenschapper moest terugtreden als leider van een wetenschappelijk instituut, terwijl de discussie niet ging over de kwaliteit van zijn wetenschappelijke werk. Er is in onze maatschappij steeds minder ruimte voor de standpunten van minderheden. Dat vind ik zorgelijk.”
Als economiedecaan en later rector hebt u van Tilburg een universiteit willen maken die zich richt op topwetenschap en de beste studenten. De VU is als brede universiteit ook gericht op de studenten met een zes. Wilt u dat veranderen?
“Als rector van Tilburg was ik een van de eersten die hardop durfden te zeggen dat universiteiten meer moeten differentiëren. Nu zeggen alle universiteiten dat. Alleen vind ik nu dat de nadruk eenzijdig is komen te liggen op differentiatie aan de bovenkant. Juist de VU moet zich ook richten op differentiatie aan de onderkant, op studenten die als eerste uit hun familie gaan studeren. Zelf kom ik ook uit zo’n situatie. Voor die studenten moet je voorzieningen creëren, maar vervolgens mogen we ook van hen vragen dat ze zich volledig inzetten en hun uiterste best doen.”
En dan geen zesjes halen.
“Ik heb een vreselijke hekel aan de vraag ‘moeten we dit kennen voor het tentamen?’ Daar word ik giftig van. Als een student zijn uiterste best doet en een zes haalt, is het iets anders, maar als iemand ook een acht of een negen had kunnen halen, vind ik een zes onacceptabel.”
Studenten klagen vaak dat ze door de toegenomen studiedruk toch al geen tijd meer overhouden voor dingen naast hun studie. Zijn nevenactiviteiten niet belangrijk?
“Juist wel. Zelf ben ik praeses geweest van het dispuut Erasmus van Lanx. Als student heb ik die nevenactiviteiten als zeer leerzaam en vormend ervaren, maar het is onzin dat studenten daar nu geen tijd meer voor zouden hebben. Ik heb de rekensom al vaker gemaakt: als je in een week veertig uur studeert en tien uur aan een bijbaan besteedt en 56 uur slaapt, dan heb je nog 62 uur over voor andere dingen. Dat moet toch genoeg zijn?”
Wat gaat u als eerste aanpakken als rector?
“De kwaliteitszorg van het onderwijs. Met de kwaliteit van het onderwijs aan de VU is niets mis, daarvan ben ik overtuigd, anders was ik niet aan deze baan begonnen. Maar de kwaliteitszorg moet beter en transparanter. Ik snap dat je als docent of wetenschapper niet warm wordt van een onderwijsaudit, maar we hebben met elkaar afgesproken dat dat de manier is waarop we in Nederland de kwaliteit van het universitaire onderwijs in de gaten houden, dus dan moet je daaraan meedoen. Dat geeft universiteiten vervolgens het recht om autonomie te claimen.
Ook vind ik dat er helderder richtlijnen moeten komen voor het onderwijs. Docenten moeten een basiskwalificatie onderwijs halen. Dat hebben we afgesproken, dus dan moet dat ook gebeuren. Decanen en onderwijsdirecteuren moeten daarin voorop gaan. En het lijkt me ook niet onredelijk om een termijn af te spreken waarbinnen tentamens nagekeken moeten zijn, en dan niet meteen met uitzonderingen komen.”