Onafhankelijke journalistiek over de Vrije Universiteit Amsterdam | Sinds 1953
21 november 2024

Campus
& Cultuur

‘Ik heb 9 vrouwen en 3 kinderen dood laten schieten’

Er staat niet alleen een NSB’er vermeld op het oorlogsmonument van de VU, maar ook iemand die mannen, vrouwen en kinderen in Nederlands-Indië liet afslachten: Hendrikus Colijn. Moet zijn naam er niet ook af?

Er is ophef over de naam van een NSB’er die op het oorlogsmonument van de VU staat, maar er staat nog een naam op van een VU-man van wie je je kunt afvragen of die er wel op hoort: Hendrikus Colijn. Militair, staatsman, vijf keer premier van Nederland, en een gewaardeerd en bewonderd bestuurder van de VU, waar hij in 1930 al een eredoctoraat had ontvangen.

Maar hij had flink huisgehouden in Nederlands-Indië. Eerst in Atjeh, als assistent van Johannes Van Heutsz, “de Slager van Atjeh”, waar de strijd tegen het koloniale Nederlandse bewind met veel dodelijk geweld de kop in werd gedrukt. Later, in 1895,  leidde hij een strafexpeditie tegen opstandelingen in Lombok, waarover hij aan zijn vrouw onder andere het volgende schreef:

‘Ik heb 9 vrouwen en 3 kinderen die genade vroegen, op een hoop moeten zetten, en ze dood laten schieten. Het was onaangenaam werk, maar ’t kon niet anders. De soldaten regen ze met genot aan hun bajonetten.’

Als premier stond hij bekend om zijn harde bezuinigingen, die in 1935 leidden tot onder andere het beruchte Jordaan-oproer, want arme gezinnen leden honger. De politie trad zo hard op tegen de oproerkraaiers dat er 56 zwaargewonden en 5 doden te betreuren waren. Colijn gaf de politie opdracht om nog harder op te treden.

Toen de nazi’s Nederland bezetten, schreef Colijn een brochure waarin hij, kort samengevat, opriep zich bij het naziregime neer te leggen. Hij draaide later bij, maar dat was nadat de Nazi’s zijn partij de ARP verboden. Omdat hij in een speech had gesuggereerd dat de ARP ondergronds moest gaan, werd hij door de nazi’s in ballingschap gedaan, en hij stierf in 1944, in een hotel in het Duitse Ilmenau.

Oorlogsmisdaden

Hoort zo’n man die nota bene oorlogsmisdaden heeft gepleegd, nog wel op het oorlogsmonument, samen met de VU-mensen die hun leven hebben gegeven in de strijd tegen de nazi’s? Historicus Wim Berkelaar van het Historisch Documentatiecentrum voor het Nederlands Protestantisme vindt van wel. “Ik zou hem er zelf niet hebben opgezet, maar ik vind niet dat zijn naam verwijderd zou moeten worden”, aldus Berkelaar. “Het valt niet te ontkennen dat hij in Nederlands-Indië oorlogsmisdaden heeft gepleegd, maar hier gaat het om een monument ter herdenking van de Tweede Wereldoorlog.”

‘Ik vind niet dat zijn naam verwijderd zou moeten worden’

Colijn werd door de nazi’s behandeld als een ‘geprivilegieerde gevangene’, maar volgens Berkelaar moet zijn verzet niet worden onderschat. “In het begin nam hij een defaitistische houding aan, maar later heeft hij zich enigszins herpakt. Niet alleen zei hij dat de ARP ondergronds moest gaan, hij benoemde ook een aantal ‘apostelen’, kaderleden van de partij, die bekende verzetsmensen waren, zoals Sieuwert Bruins Slot en Jan Schouten.”

Overheid gehoorzamen

Colijn was van een oudere generatie dan Bruins Slot en Schouten, zegt Berkelaar. “Hij was opgegroeid met de overtuiging dat je je regering hebt te gehoorzamen. Zo keek hij naar de opstandelingen in Nederlands-Indië en ook naar de aanstichters van het Jordaan-oproer, als mensen die zich verzetten tegen een wettelijke aangestelde overheid.”

‘Daar moeten we frank en vrij over kunnen discussiëren, neem desnoods tomaten mee’

Kan Berkelaar zich voorstellen dat biculturele Nederlanders, onder wie nazaten van de inwoners van de voormalige Nederlandse koloniën, een raar gevoel krijgen als ze iemand als Colijn op een oorlogsmonument zien staan? “Ik zie dat spanningsveld wel, dat je daar tussen al die verzetsmensen de naam van een koloniale onderdrukker ziet. Daar moeten we frank en vrij over kunnen discussiëren, neem desnoods tomaten mee, maar ik ben toch niet voor het verwijderen van die naam.”

Ongemakkelijke waarheid

Hendrikus Colijn was eerder een splijtzwam aan de VU, waar eind jaren negentig de inmiddels gepensioneerde historicus Herman Langeveld de gemoederen had verhit door in een nieuwe biografie van Colijn ook zijn oorlogsmisdaden te vermelden.

De oprichter van het Historisch Documentatiecentrum van het Nederlands Protestantisme George Puchinger had in zijn boeken over Colijn alle feiten die de reputatie van de VU-held konden schaden, angstvallig weggelaten.

Er ontstond een polemiek tussen historici van de Letterenfaculteit, die de ongemakkelijke waarheid boven tafel wilden krijgen en die van het Historisch Documentatiecentrum, die Colijn in bescherming wilden nemen, die ook de nieuws- en opiniepagina’s van de landelijke media bereikten.

Wim Berkelaar beschrijft die strijd op zijn persoonlijke blog.

Één reactie

  1. Leg het anders in de week bij de rechtsfacculteit. Niet de vermelding, maar vraag om een juridische duiding van de bekentenis van Colijn in zijn brief aan zijn vrouw. Is dat trouwens de enige bron? En laat een archievenonderzoek doen naar het al dan niet bestaan van andere bronnen. Niet vanwege Colijn, maar bouw een gedegen onderzoeksprotocol waarmee ieder duister verleden in het licht van het heden zichtbaar en beschouwd kan worden.

Reageren?

Houd je bij het onderwerp, en toon respect: commerciële uitingen, smaad, schelden en discrimineren zijn niet toegestaan. Reacties met url’s erin worden vaak aangezien voor spam en dan verwijderd. De redactie gaat niet in discussie over verwijderde reacties.

Velden met een * zijn verplicht
** je e-mailadres wordt niet gepubliceerd en delen we niet met derden. We gebruiken het alleen als we contact met je zouden willen opnemen over je reactie. Zie ook ons privacybeleid.