“Van keepers wordt vaak gezegd dat ze gekke mensen zijn. Ik ben in het doel ook wel een beetje een eigen eilandje. Je moet sociaal vaardig genoeg zijn om dat groepsgevoel te blijven houden. Als twaalfjarige moest ik al best moeilijke gesprekken voeren met trainers of stafleden, waar mijn sterktes of verbeterpunten lagen. Ik ben bijvoorbeeld erg perfectionistisch, wat zowel goed als slecht kan uitpakken. Die gesprekken waren best intimiderend, maar het heeft me ook veel gebracht. Ik ben inmiddels wel Amsterdams direct. Ik ben altijd geïnteresseerd geweest in mensen dus de keuze voor psychologie was snel gemaakt. Wel vind ik het soms lastig mijn topsportstatus te gebruiken. Over het opnemen en toesturen van hoorcolleges wordt nog wel eens moeilijk gedaan. Die docenten kunnen er dan niet echt iets aan doen, volgens mij is dat iets van de VU, maar het is wel vervelend. Sommige mensen leven voor voetbal, maar ik moet er iets naast hebben om mijn hoofd bezig te houden. Het is ook lekker om af en toe iets anders te spreken dan voetbaltaal. Met medestudenten kan ik snel de diepte in gaan. Je kent eerst alleen elkaars naam en dan heb je het op een gegeven moment over dingen die je hebt meegemaakt in het verleden. Met de sportpsycholoog spar ik meestal ook. Toch spreekt sportpsychologie me niet per se aan. Ik ga nooit helemaal stoppen met sport, maar ik denk dat ik na de topsport ook wel een beetje klaar ben met die wereld: vooral bij de mannen is het ook veel haantjesgedrag. Ik denk niet dat ik me daar mijn hele leven mee wil omringen, haha.”
Lees hier meer over de speciale regeling voor VU-studenten die een topprestatie leveren, hier het interview met schermer Suhayl Nawar en hier dat met turnster Céleste Mordenti.