Normaal gesproken gaat het bij onderzoeksfinancier NWO ongeveer zo: wetenschappers schrijven voorstellen, reviewers buigen zich erover, de meeste voorstellen belanden in de prullenbak en uiteindelijk krijgt ongeveer één op de zeven subsidie.
Maar deze maand is het KIN opgericht: het Klimaatonderzoek Initiatief Nederland, dat het land met kennis en innovatie wil helpen om klimaatneutraal en duurzaam te worden. Dit nieuwe NWO-onderdeel gooit het over een andere boeg.
Het KIN wil vooraf uitzoeken welke kennis er ontbreekt, bijvoorbeeld bij gemeenten, bedrijven, ministeries en andere betrokkenen. En daar richt het onderzoek zich vervolgens op, vertelt KIN-voorzitter Gerard van der Steenhoven, hoogleraar in Twente en tot voor kort hoofddirecteur van het KNMI.
Waarom werkt u niet met een competitie waarbij het beste voorstel wint, zoals de rest van NWO?
“Ons doel is wezenlijk anders. Wij zijn niet per se op zoek naar het beste onderzoek, want het niveau van de Nederlandse wetenschap is toch al heel hoog. Het onderzoek dat wij steunen moet allereerst bijdragen aan de versnelling van de ‘systeemtransitie’ naar een klimaatneutrale en klimaatbestendige samenleving. Daar begint het mee. Er is specialistische kennis nodig, maar ook kennis van het hele systeem.”
En daarvoor is de gewone aanpak van NWO niet geschikt?
“Dat is geen verwijt, want dankzij alle competitie is de Nederlandse wetenschap supersterk geworden. Maar als alleen de wetenschappelijke kwaliteit telt, dan komt niet altijd het onderzoek bovendrijven dat eigenlijk het meest zou bijdragen aan die transities. Bovendien hebben we haast. De klimaatverandering wacht niet, we moeten echt aan de slag. Een van de beperkingen in het gewone systeem is dat zoveel onderzoekers tijd besteden aan onderzoeksvoorstellen die uiteindelijk geen geld krijgen en die tijd willen we niet verspillen.”
Hoe pakt u het dan aan?
“Voordat we een letter op papier zetten, gaan we praten met allerlei belanghebbenden, bijvoorbeeld beleidsmedewerkers bij de gemeente, mensen in bedrijven, ambtenaren van ministeries, medewerkers van NGO’s enzovoorts. We kijken welke kennis zij nodig hebben. Soms is die kennis er al, maar moet die nog vertaald worden naar de situatie van pakweg de gemeente Gorinchem. Dan kun je in vier weken klaar zijn. Voor andere kennisvragen moeten we misschien een postdoc aan het werk zetten.”
Maar u verdeelt uiteindelijk 20 miljoen euro. Als er geld is, komen er mensen op af.
“We zeggen steeds tegen de mensen: doe dit niet om het geld, want het kan ook zijn dat jouw bijdrage alleen maar bestaat uit het aandragen van een paar ideeën. Doe dit niet om de begroting van jouw vakgroep rond te krijgen, want dat is nou precies waar wij afstand van willen nemen. We willen mensen bij elkaar brengen die echte veranderingen tot stand willen brengen. Dan kijken we met elkaar waar de grootste pijnpunten zitten en voor het bijbehorende onderzoek trekken we dan geld uit.”
Toevallig heeft net een klimaatsceptische partij flink gewonnen in de verkiezingen. Verwacht u dat dat effect gaat hebben?
“Dat zou kunnen, ja, We moeten het even afwachten. Laten we gewoon eerlijk zijn, het team rondom KIN heeft geen champagnefles opengemaakt na de uitslag van de verkiezingen. Dat zul je begrijpen. Veel mensen die bezig zijn met onderwijs, wetenschap en klimaat hadden natuurlijk op een andere uitkomst gehoopt; daar hoeven we niet omheen te draaien. Maar alles bij elkaar is er in de Tweede Kamer nog een flinke meerderheid die het huidige klimaatbeleid van Rutte IV zou willen voortzetten. En dat is prima, want Rob Jetten en Robbert Dijkgraaf hebben op dat gebied echt goed werk verricht. Alleen de grootste partij wil dat niet, helaas.”
U wilt samenwerken met allerlei betrokkenen. Mag de fossiele industrie ook aanschuiven?
“We hebben daarover geen officieel standpunt, maar we hebben een open benadering. Natuurlijk willen we niet gebruikt worden voor greenwashing, maar het bedrijfsleven is gewoon welkom. We leggen de nadruk vooral op de publieke, niet-commerciële sector, maar ik weet zeker dat ook veel bedrijven geïnteresseerd zijn.”
Activisten bezetten allerlei universiteiten met de eis om de banden met de fossiele industrie door te snijden.
“Ik heb er wel begrip voor dat actiegroepen zoiets eisen, gezien de rol die zij spelen in het hele debat, maar dat is niet onze rol. Wij willen ons niet als een actiegroep manifesteren, maar als een groep die helpt om welwillende mensen bij elkaar te brengen, die bijvoorbeeld willen weten: hoe doen we dit in onze gemeente? En ja, natuurlijk wordt een open houding best ingewikkeld als zo’n bedrijf zich meldt en misschien kan het dan niet. Dat gaan we alleen niet vooraf bepalen.”
Het allereerste project gaat over de ‘transitie in stedelijk gebied door de lens van rechtvaardigheid’. Wat voor rechtvaardigheid bedoelen jullie dan?
“Dat is een treffende vraag, want dat weten we niet precies en dat is nu juist het punt. Als je over de klimaatcrisis nadenkt, moet je erkennen dat de grootste uitstoot van broeikasgassen door de Westerse landen is veroorzaakt en dat er substantiële welvaartsverschillen zijn tussen de Westerse wereld en the Global South. Maar de vraag naar rechtvaardigheid speelt ook op kleinere schaal. Als je in een gemeente een verandering teweeg wilt brengen, moet je zorgen dat die niet ten koste gaat van mensen met een laag inkomen die nauwelijks de huur kunnen betalen. In zijn algemeenheid is dat allemaal wel bekend, maar dan ben je nog een stap verwijderd van de praktijk. Die stap willen wij helpen zetten.”
Is het denkbaar dat deze aanpak navolging krijgt in andere vakgebieden?
“Als je geld voor fundamenteel onderzoek verdeelt, dan kan ik me goed voorstellen dat je gewoon wilt vasthouden aan het oude systeem. In elk geval gaan wij het nu anders doen en laten we maar eens kijken wat dat oplevert. We lopen vast tegen allerlei gekke dingen aan, dat kan niet anders. Er zijn altijd valkuilen. Maar daar leren we van.”