Waarom faalt ontwikkelingshulp? Docent Afrikaanse geschiedenis Frans Huijzendveld nam ons tijdens het vierde actualiteitencollege van de faculteit Geesteswetenschappen, waarin steeds een actueel onderwerp vanuit geesteswetenschappelijk perspectief wordt bekeken, mee naar Usambara, in de hooglanden van Tanzania, waar al lange tijd miljoenen euro’s worden gestoken in het verbeteren van de voedselproductie.
Het mag niet baten: er lijkt veel weerstand te bestaan bij de lokale bevolking om aan de projecten mee te doen. Waarom lopen dit soort voedselprojecten spaak, en wat kunnen we daaraan doen?
Huijzendveld legt uit dat dit soort projecten vaak uitgaan van Westerse ideeën over de Afrikaanse economie. “Ze richten zich op het verbeteren van de bodemkwaliteit, duurzaamheid en voedselzekerheid.” Onderzoeken tonen aan dat verbeterde landbouwmethoden het probleem oplossen, en de oplossing lijkt simpel: “We moeten boeren wereldwijd simpelweg de juiste kennis en gereedschap te geven.”
Impulsen van de markt
Dat klinkt mooi, maar de realiteit is vaak totaal anders. Wanneer we tien, vijftig of zelfs honderdvijftig jaar teruggaan in de tijd, zien we dat de grond toen ook al in zeer slechte staat was.
Toch weet men nog steeds te overleven, en is het aantal mensen dat er woont zelfs vertienvoudigd. Boeren hebben zich al die tijd aan deze omstandigheden aangepast. Er worden andere producten verbouwd, en de economie is al lange tijd overgegaan op geld als betalingsmiddel. Tegenwoordig schieten kleine ondernemingen en winkels als paddenstoelen uit de grond.
“Het is een illusie dat we hier te maken hebben met zelfvoorzienende gemeenschappen die hun eigen kleren en gereedschappen maken,” zegt Huijzendveld. Boeren worden in de eerste plaats gedreven door de impulsen van de markt.
Nieuwe boon
Bij veel plannen ontbreken dit soort perspectieven. Bijvoorbeeld: enkele jaren geleden is geprobeerd een nieuwe boonsoort in Usambara te introduceren. “Een prachtig product: ze groeien snel, zijn ongelofelijk voedzaam en verrijken de grond in plaats van dat ze deze uitputten.” De boeren moeten er echter niets van hebben. En waarom?
“Omdat de boon zes uur nodig heeft om gaar te koken, en dus geen enkele marktwaarde heeft.” Dit laat opnieuw zien dat de economie in dit gebied veel dynamischer is dan we denken. Volgens Huijzendveld zouden hulporganisaties juist hierop in moeten spelen.
Grondiger onderzoek
Het probleem is nu duidelijk: ontwikkelingshulp speelt te weinig in op de realiteit. Onderzoeken zijn vaak te eenzijdig, en ontwikkelingshulp is vaak gebaseerd op vooroordelen over hoe Afrika en haar economie in elkaar zitten.
Betekent dit ook dat we het probleem op kunnen lossen? Huijzendveld: “hulpprojecten zouden er goed aan doen grondiger onderzoek te verrichten en beter te luisteren naar de bevolking in het gebied waar ze actief zijn. Die weten vaak het beste waar de problemen én de oplossingen liggen. ”
Voedselproblemen zijn niet van de ene op de andere dag opgelost, maar we kunnen op zijn minst proberen onze middelen zo efficiënt mogelijk in te zetten.
U kunt de lezing hier terugkijken.