Hogescholen en universiteiten trokken in september achtduizend eerstejaars meer dan vorig jaar. Het is dus niet erg dat de basisbeurs is afgeschaft, concludeert minister Bussemaker. Maar de hogescholen zijn daar minder zeker van.
De universiteiten trokken acht procent meer eerstejaars, mede doordat veel buitenlandse studenten hierheen komen (27 procent meer dan vorig jaar). De hogescholen zagen vijf procent meer eerstejaars aan de start verschijnen.
Minister Bussemaker is opgetogen en spreekt van een herstel. Door het verdwijnen van de basisbeurs gingen in 2015 beduidend minder Nederlandse studenten naar het hoger onderwijs. Dat is maar tijdelijk, voorspelde ze toen. Volgens haar komt het herstel nu “eerder en sterker dan verwacht”.
Forse krimp
Dat zien de hogescholen anders. “De groei blijft helaas nog achter op de forse krimp van vorig jaar”, zegt voorzitter Thom de Graaf van de Vereniging Hogescholen. In 2015 daalde het aantal eerstejaars aan hogescholen met ruim acht procent. De instroom van dit jaar is nog altijd lager dan vóór het ‘studievoorschot’.
Ook de universiteiten trokken afgelopen jaar minder Nederlandse studenten, al werd dat gecompenseerd door de extra buitenlandse studenten. Nu neemt het aantal vwo’ers weer met vijf procent toe.
De jaren in aanloop naar het nieuwe leenstelsel wilden veel studenten de basisbeurs nog meepikken. Ze gingen meteen studeren en namen geen tussenjaar. Daardoor werd het extra druk in het hoger onderwijs. Er ontstond, zoals minister Bussemaker het noemt, een boeggolf.
Leenstelsel
In het eerste jaar zonder basisbeurs stortte de instroom in. Tegenstanders van het leenstelsel claimden hun gelijk: jongeren durven niet meer te gaan studeren, zeiden ze. Nu komen veel jongeren toch weer naar het hoger onderwijs. Er zijn ongeveer net zoveel Nederlandse eerstejaars als in 2012: aan de universiteiten iets meer, in het hbo iets minder.
De zorgen over de toegankelijkheid van het hoger onderwijs zijn hiermee nog niet verdwenen. Uit de cijfers blijkt niet hoeveel gehandicapte studenten er naar het hoger onderwijs zijn gegaan en ook niet hoeveel studenten uit kansarme gezinnen dat deden.