Minister Van Engelshoven gaat de wet veranderen, zodat opleidingen niet in de juridische problemen komen met Engelstalig onderwijs. Tegelijkertijd wil ze strengere controle op datzelfde Engelstalig onderwijs. De Tweede Kamer krabbelt zich achter de oren.
De komst van buitenlandse studenten blijft de gemoederen bezighouden. De een vreest voor verengelsing van het hoger onderwijs en het winstbejag van onderwijsinstellingen, terwijl de ander de internationalisering juist toejuicht.
Het brandpunt van de discussie is het Engelstalige onderwijs. Is het wel zo goed om in het Engels les te geven aan Nederlandse studenten, of doen opleidingen dat alleen maar om extra studenten uit het buitenland te trekken? En mag het überhaupt van de wet? Twee universiteiten en de Onderwijsinspectie moeten zich binnenkort voor de rechter verantwoorden.
Onnodige verengelsing
Op dit gevoelige punt van de verengelsing zoekt Van Engelshoven het midden tussen strenger toezicht en ruimere mogelijkheden, zo blijkt uit haar ‘visiebrief’ over internationalisering, die ze vorige week naar de Tweede Kamer stuurde. Enerzijds wil ze meer controle door de Inspectie en keurmeester NVAO, maar ze stelt ook een wetswijziging voor die Engelstalig onderwijs minder restricties oplegt.
Dit roept vragen op, vindt CDA-Tweede Kamerlid Harry van der Molen. “Je kunt niet aan de ene kant de onnodige verengelsing willen terugdringen door allerlei strengere procedures en regels en aan de andere kant de wet versoepelen waardoor het juist makkelijker wordt om over te stappen op Engels”, zegt hij. Volgens hem staan er “heel veel goede voorstellen” in de brief, “maar wat de verengelsing aangaat, wil ik dat de minister haar beleid helder komt uitleggen.”
Coalitiegenoot VVD heeft er minder problemen mee. “We blijven het kritisch volgen”, zegt het liberale Kamerlid Judith Tielen. “Het is goed als instellingen de taalkeuze per opleiding goed overwegen.” Maar ze is vooral optimistisch. “Wij zijn ervan overtuigd dat internationalisering bijdraagt aan de onderwijskwaliteit. Het stimuleert een breed perspectief, een kritische blik én verruimt mogelijkheden op de arbeidsmarkt. Met deze brief en de afspraken met de instellingen verwachten we dat internationalisering de onderwijskwaliteit helpt verbeteren.”
Weinig ideeën
De coalitiepartijen zitten dus niet helemaal op één lijn. Ook in de oppositie lopen de meningen uiteen. Zihni Özdil van GroenLinks ziet internationalisering als kans en vindt dat er te weinig ideeën in de brief staan. “Internationalisering is een belangrijk onderwerp dat een verrijking kan zijn voor het hoger onderwijs, maar ik zie in deze brief geen visie daarover terug.” Over het gebruik van het Engels – “het woord ‘verengelsing’ gebruik ik niet” – maakt hij zich niet zoveel zorgen.
Frank Futselaar van de SP wel. Hij ziet geen heil in de voorgestelde wetswijziging. “Die lijkt meer gericht op het legaliseren van de huidige situatie dan het werkelijk beschermen van toegankelijkheid van het onderwijs en het Nederlands als wetenschapstaal.” De lobby van de onderwijsinstellingen lijkt te hebben gewonnen, zegt hij. “De verantwoordelijkheid ligt grotendeels bij hen, terwijl ze in het verleden hebben laten zien hier niet goed mee om te kunnen gaan.”
Daar komt het probleem met de financiering bovenop. Er is volgens Futselaar “duidelijke bekostigingsprikkel” om met Engelstalig onderwijs internationale studenten te trekken. Maar uiteindelijk blijft er dan minder geld per student over. Daar gaat Van Engelshoven nauwelijks op in, zegt hij.
Oppervlakkig
De wetswijziging lijkt bedoeld om onderwijsinstellingen te beschermen tegen rechtszaken zoals Ad Verbrugge van Beter Onderwijs Nederland (BON) die heeft aangespannen tegen de Universiteit Maastricht, de Universiteit Twente en de Onderwijsinspectie vanwege de opmars van Engelstalig onderwijs.
Verbrugge vindt dat de minister “een verwarde brief” heeft geschreven. “Internationalisering is niet hetzelfde als verengelsing”, zegt hij. “Vroeger moest je de taal leren van het land waar je ging studeren, dát was internationalisering. Het is juist oppervlakkig om alles maar in het Engels te doen.”
Verbrugge ligt niet wakker van de wetswijziging, sterker nog, hij ziet zich door de brief alleen nog maar meer bevestigd in zijn zaak. “Ten eerste geeft het aan dat instellingen de wet inderdaad overtreden, anders zou die immers niet gewijzigd hoeven worden. Verder zegt de minister dat er goed moet worden gekeken naar de toegevoegde waarde van Engels als voertaal. Dat is precies wat wij willen, daarom willen wij een moratorium op de komst van nieuwe Engelstalige opleidingen.”