“Ach meisje, jij hebt echt een groot probleem”, zei de statistiekdocent tegen Geertje Hulzebos aan het begin van haar studie. Ze had gevraagd wat algebra was. “Ik ben op het vmbo begonnen en heb nooit wiskunde gehad, ik wist het echt niet”, vertelt ze.
Inmiddels heeft Hulzebos haar master onderwijswetenschappen aan de UvA afgerond, doet ze nog een master filosofie erbij en is ze onderzoeksassistent aan de VU bij het diversiteitsonderzoek van Maurice Crul. Haar afstudeeronderzoek, waarvoor ze een 8,4 kreeg, gaat over studenten van verschillende minderheidsgroepen. Die blijken zich minder thuis te voelen op de universiteit dan studenten die tot de witte meerderheid behoren.
Het gevoel er niet bij te horen
Hulzebos keek niet alleen naar etnische komaf, maar ook of studenten uit de arbeidersklasse komen, of ze een andere seksuele oriëntatie hebben dan hetero, of ze een functiebeperking hebben en of ze internationale student zijn. Al deze groepen voelen zich minder thuis op de universiteit, blijkt uit haar onderzoek op twaalf Nederlandse universiteiten. En naarmate studenten op meer vlakken afwijken van de norm, voelen ze zich minder thuis. Van de groep met drie of meer minderheidskenmerken heeft maar liefst 65 procent het gevoel dat ze soms anders worden behandeld vanwege die kenmerken.
Nog een voorbeeld uit haar eigen ervaring: in haar bachelor pedagogiek ging het over zogeheten Eigen-kracht-conferenties, een bijeenkomst waarbij gezinnen met problemen samen met verschillende betrokkenen kijken hoe ze hun leven weer op de rails kunnen krijgen. De hoogleraar zei: “We hebben het hier wel over kutkinderen met kutouders uit een rotbuurt.” Dat kwam nogal hard binnen bij Hulzebos, die zelf ooit onderdeel was van zo’n conferentie omdat haar kindertijd niet bepaald probleemloos verliep.
“Je hebt het hier ook over mij, hoor”, zei ze na afloop tegen de docent.
“Het was maar een grapje”, zei hij. Hulzebos: “Het vervelende is dat je je dit soort opmerkingen jaren later nog herinnert, dat geeft je het gevoel dat je er niet bij hoort.”
‘We hebben het hier wel over kutkinderen met kutouders uit een rotbuurt’
Dat blijkt ook uit haar onderzoek: studenten die zichzelf associëren met de arbeidersklasse voelen zich niet alleen minder thuis op de universiteit, ze voelen zich ook minder gewaardeerd. Ze denken vaker dat ze zich moeten bewijzen dan studenten met hogeropgeleide ouders. Studenten die een langere route achter de rug hebben en via het hbo, het mbo of soms zelfs het vmbo komen, zoals Hulzebos zelf, krijgen vanuit de instelling erg vaak te horen dat de studie moeilijk voor ze gaat worden. Bij elke overstap waren er weer mensen die dat zeiden. Hulzebos: “ Ik heb heel veel gehad aan die mbo-docent die juist tegen me zei: waarom hbo? Ga alsjeblieft de universiteit doen, dat kun je best.”
En natuurlijk realiseert Hulzebos zich dat ze een uitzondering is, “maar”, zegt ze, “aan mij is van de buitenkant niks te zien, ik denk dat studenten van kleur het nog lastiger hebben.”
Oog hebben voor discriminatie
De universiteit wordt van oudsher bevolkt door witte, voornamelijk heteroseksuele mensen uit de hogere klasse en dat zijn dan ook de groepen die zich nog steeds het meest thuisvoelen, blijkt uit het onderzoek van Hulzebos. Zij bepalen vaak onbewust de norm, “die impliciete norm is best wel sterk in de academische wereld”, stelt Hulzebos. Van de witte studenten voelt 31 procent zich thuis op de universiteit, tegenover 22 procent van de studenten van kleur. Studenten met een andere seksuele oriëntatie voelen zich veel vaker gestereotypeerd: 74 versus 46 procent van de hetero’s.
Hulzebos kreeg 440 bruikbare vragenlijsten terug van studenten van alle Nederlandse universiteiten. De aantallen zijn te klein om ze per universiteit uit te splitsen, maar door haar werk als onderzoeksassistent aan de VU is ze goed op de hoogte van de situatie op de VU: studenten met een migratie-achtergrond voelen zich redelijk thuis, maar voor de internationals geldt dat minder, zo bleek uit een onderzoek van de VU zelf. Ook ervaren studenten van verschillende minderheidsgroepen geregeld discriminatie. “Ik denk dat de VU al een eind op de goede weg is”, zegt Hulzebos, “er is in elk geval oog voor het onderwerp.”
Een diverse staf helpt
Die onzichtbare witte elitecultuur van de universiteit verander je niet in een paar dagen. “Het is moeilijk”, zegt Hulzebos op de vraag naar oplossingen: “ Je moet die verschillende groepen met elkaar in contact blijven brengen, in werkgroepen, bij sociale evenementen, maar daar zie je vaak dat mensen met dezelfde achtergrond elkaar juist opzoeken. Het zit heel diep.”
Een diverse staf helpt heel erg. Daarin loopt de universitaire wereld behoorlijk achter. Hulzebos noemt weer een voorbeeld uit haar eigen leven: “Eigenlijk moest ik een ander onderzoek doen, maar ik wilde heel graag iets onderzoeken waar ‘mijn mensen’ iets aan hebben. Toen ik dat besprak met mijn scriptiebegeleider kwam ik erachter dat ze een vergelijkbare route had afgelegd als ik, ze was ook ooit op het vmbo begonnen. Dat schiep meteen een band en ik heb haar begeleiding als erg stimulerend ervaren, onze gezamenlijke achtergrond speelde daarbij zeker een rol.”