Dan kom je naar Amsterdam, vanuit India, Oeganda of Brazilië, om te leren waarom op de ene plek meer criminaliteit is dan op de andere, en dan sta je opeens op het Leidseplein sigarettenpeuken te tellen. “Wat is Amsterdam eigenlijk vies!”
Acht studenten van over de hele wereld volgen op dit moment het vak spatial crime analysis op de Amsterdam Summer School. Ze leren hoe criminaliteit zich verhoudt tot de locatie waar het zich afspeelt en hoe je dat het beste kunt bestuderen. Op donderdagmiddag hebben ze een testexcursie naar het Leidseplein.
“Oké, iedereen”, zegt docent Andrew Lemieux als de lunch op is. “Pak je telefoon erbij en open het Cybertracker-model dat we tijdens college gebouwd hebben.” Cybertracker is een programma waarin je alles wat je invoert nauwkeurig kunt koppelen aan de GPS-coördinaten van de plek waar je staat.
Vuilnisbakken
De studenten testen deze middag of het softwaremodel dat ze hebben gebouwd voor hun eigen onderzoeksproject van dit vak volledig is en goed werkt. Dit weekend gaan ze op pad om de echte data te verzamelen.
“Ik ga kijken of er een relatie is tussen hoeveel vuil op straat ligt en hoeveel vuilnisbakken er staan”, vertelt Carl Cai uit China. Hij volgt een criminologiemaster in Utrecht en woont al in Nederland. Zijn onderzoek gaat hij dan ook in Utrecht uitvoeren.
De Ethiopische student Biniam Abebaw gaat op onderzoek uit naar graffiti: “Ik wil weten of er minder graffiti is op plekken waar meer toezicht is, zoals bij straatlantaarns, camera’s of politiebureaus.” En Dabasish Buragohain uit India onderzoekt wie er vaker wiet rookt op straat, Nederlanders of buitenlanders, en of dat in de buurt is van coffeeshops en hotels en dergelijke.
Zwerfmatras
Als alle Cybertracker-apps en GPS’en het doen, gaan de studenten de straatjes rondom het Leidseplein in. Vastgoedadvocaat Juliana Ludmer uit Brazilië begint direct driftig sigarettenpeuken te tellen. “We kunnen in zo’n korte cursus niet zelf aan de slag met spannende moorden, dus ik onderzoek met een paar anderen zwerfafval. Misschien heeft de politie, gemeente of overheid nog iets aan onze bevindingen, om mensen zover te krijgen hun afval in de afvalbakken te gooien.”
Ze kijkt bijna over een matras heen dat tegen een gevel staat. Verderop ligt een bierglas. En echt overal waar je kijkt zijn peuken. “Ik had niet gedacht dat ik zoveel troep zou vinden in zo’n klein gebied! Amsterdam is best vies als je goed gaat kijken.”
Stropers opsporen
De Oegandese Akello Ruth Apusan is analist bij de Uganda Conservation Foundation. “In Oeganda werken we al veel met dit systeem en ik leer het nu ook”, vertelt ze. Ze stopt en voert op haar telefoon een paraplu in die op straat ligt. “We gebruiken het om stropers op te sporen. We trainen rangers om data te verzamelen en analyseren zo waar de meeste dieren worden gevangen. Dan kunnen we bepalen waar we meer patrouilles naartoe moeten sturen.”
Volgens Apusan hebben al die data-analyses hun nut al aangetoond. “Tegenwoordig wordt 98 procent van de gepakte stropers daadwerkelijk veroordeeld. Door de nauwkeurige data is het veel moeilijker geworden om er nog onderuit te komen.”
Nederlands
De groep heeft na de testrondes een paar ideeën om het programma te verbeteren, maar over het algemeen werkt het prima. Buragohain voorziet wel problemen voor zijn project. “Het wordt nog best lastig om de wietrokers op straat te analyseren. Ik moet proberen te horen of iemand Nederlands spreekt of een andere taal om te bepalen of het een local is of niet.”
Uiteindelijk wil hij wat hij leert gebruiken voor zijn werk in een wildpark, in het noordoosten van India. Met de data-analyses hoopt hij dat ze het stropen van tijgers en neushoorns kunnen aanpakken. Alleen wordt dat nog veel lastiger dan wietrokers opsporen in de straten van Amsterdam. Stropers kunnen in China en Mongolië zo ontzettend veel geld krijgen voor een hoorn dat ze zich niet zo snel zullen laten tegenhouden.