Ondanks jarenlange investeringen blijven de geesteswetenschappen het zorgenkindje van universiteiten. Het gaat weliswaar wat beter dan een paar jaar geleden, maar voor hoe lang?
In de geesteswetenschappen is het opleidingsaanbod versnipperd, de wetenschappelijk staf vergrijsd, de onderwijslast te hoog en het studiesucces te laag. Dat was in 2009 de onverbiddelijke conclusie van een commissie onder leiding van de Amsterdamse oud-burgemeester Job Cohen. Er was veel geld nodig om het tij te keren.
Meer jonge onderzoekers
Dat geld kwam er: twee miljoen in 2009, tot jaarlijks vijftien miljoen van 2011 tot en met 2015, voor faculteiten die een ‘overtuigend toekomstplan’ op tafel legden. Het ‘regieorgaan geesteswetenschappen’ onder leiding van letterkundige Frits van Oostrom beoordeelde de plannen en verdeelde de pot.
Dat proces heeft zijn vruchten afgeworpen, oordeelt het regieorgaan nu in de eindevaluatie van het project. Zo zijn er bijvoorbeeld meer jonge onderzoekers aangetrokken en zijn universiteiten gaan samenwerken om hun opleidingsaanbod beter op elkaar af te stemmen. De ene universiteit concentreert zich nu bijvoorbeeld op Europese Studies, een ander richt de blik naar Zuid-Amerika of het Midden-Oosten.
Niet zorgenvrij
Landelijke sturing werkt dus, concludeert het regieorgaan. “Autonomie is een groot goed, maar niet altijd alfa en omega.” Maar de geesteswetenschappen zijn nog niet zorgenvrij. Volgens het regieorgaan kan nog niet worden gesteld “dat thans over de gehele linie een duurzame situatie is ontstaan”.
Het was moeilijk om “vernieuwingen op instellingsoverstijgend niveau te bewerkstelligen”, omdat de commissie “fricties ondervond met de gekoesterde autonomie van instellingen”.
Snel duidelijkheid
De geesteswetenschappen krijgen ook na 2015 nog vijftien miljoen euro per jaar. Om de faculteiten snel duidelijkheid te geven, heeft minister Bussemaker laten weten dat ze voor 2016 akkoord gaat met de verdeling die het regieorgaan voorstelt. In die verdeling gaat het meeste geld rechtstreeks naar de faculteiten. Verder gaan de miljoenen bijvoorbeeld naar promotietrajecten en landelijke onderzoeksscholen. Voor de jaren daarna staat nog niets vast.