Europese afspraken ten spijt blijven de uitgaven van de Nederlandse overheid aan wetenschap en innovatie de komende vier jaar ver achter bij de ambities. Zelfs met de extra investeringen uit het regeerakkoord raken de Europese doelen verder uit zicht.
Het Rathenau Instituut had het dit jaar niet makkelijk met het opstellen van het jaarlijkse rapport Totale investeringen in Wetenschap en Innovatie. Dat gebeurt op basis van Rijksbegroting, maar die is inmiddels alweer achterhaald door het regeerakkoord van Rutte III.
Het nieuwe kabinet belooft vierhonderd miljoen euro aan extra investeringen in wetenschap, maar hoe, aan wie en in welke vorm is nog niet bekend, zegt onderzoeker Jeroen Jongeling van het Rathenau Instituut. Veel blijft daarom in het ongewisse.
Onbereikbaar doel
Wat wél vaststaat is dat de investeringen van de Rijksoverheid (zo’n 6,5 miljard euro per jaar) nog altijd ver achterblijven bij de ambities. Nederland heeft zich met de Europese Unie ten doel gesteld om jaarlijks 2,5 procent van het bruto binnenlands product (bbp) te investeren in wetenschap en innovatie (R&D).
In 2017 lagen de directe R&D-uitgaven van de Rijksoverheid op 0,7 procent van het bbp. Het bedrijfsleven neemt de afgelopen jaren ongeveer 1 procent voor zijn rekening. Er zijn ook investeringen uit het buitenland, maar die 2,5 procent blijft alles bij elkaar ver uit het zicht. Het aandeel van de overheid daalt ondanks de extra investeringen naar 0,67 procent in 2020.
Rek is eruit
Om de ambitie van 2,5 procent te halen zouden de overheid, het bedrijfsleven en buitenlandse geldschieters jaarlijks nog eens 5,8 miljard euro extra moeten investeren. “Die extra vierhonderd miljoen zijn in ieder geval niet genoeg om verder afzakken te voorkomen,” zegt onderzoeker Jongeling. “Bedrijven kunnen bijspringen, maar die investeren al veel en de rek is er een beetje uit.”
Van die 6,5 miljard gaat overigens het grootste deel via het ministerie van Onderwijs naar fundamenteel onderzoek aan universiteiten. Andere ministeries bezuinigen en dat gaat ten koste van instituten voor toegepast onderzoek. Welke van die instituten het hardst worden geraakt, moet nog blijken.