De Tweede Kamer heeft van minister Dijkgraaf verkeerde informatie gekregen over de financiering van leerstoelen aan de Nederlandse universiteiten. Dat blijkt uit onderzoek van het Financieele Dagblad.
“Er komt een correctie naar de Tweede Kamer”, zegt Dijkgraaf tegen het Financieele Dagblad. “Heel vervelend.” Hij vertrouwde naar eigen zeggen op informatie van de universiteiten, maar die blijkt niet te kloppen.
Het FD deed een jaar lang onderzoek naar de financiering van leerstoelen. Bijna zevenhonderd financiers betalen de leerstoelen van zo’n twaalfhonderd hoogleraren, blijkt eruit.
Het gaat niet alleen om bijzonder hoogleraren, maar bijvoorbeeld ook om deeltijdhoogleraren en gesponsorde hoogleraren. Aan de Universiteit van Amsterdam zou een op de drie hoogleraren externe financiering hebben. Het geld komt niet alleen van bedrijven, maar ook van stichtingen en van de overheid zelf.
Verkeerd overzicht
Naar dat laatste had Tweede Kamerlid Pieter Omtzigt gevraagd: kon de minister een overzicht geven van leerstoelen die overheidsfinanciering krijgen buiten het ministerie van OCW om? De toegestuurde lijst blijkt niet te kloppen. Dijkgraaf belooft een correctie.
Tegelijkertijd wil hij dat de universiteiten hun informatievoorziening gaan verbeteren. Hij noemt het ‘onbegrijpelijk’ dat sommige hoogleraren in hun publicaties of op hun universiteitspagina geen informatie bieden over hun financiering. Ook zouden de universiteiten meer inzicht hierin moeten hebben. “Bij een up to date universiteit hoort dat deze informatie centraal bekend is en correct online staat”, vindt hij.
Het is niet de eerste keer dat hij zulke uitspraken doet. Hij vindt dat er een landelijk register moet komen waarin de financiering van hoogleraren staat. “Het is geen vrijblijvende kwestie”, zei hij afgelopen november.
Transparantie
Eind 2007 pleitte toenmalig minister (en voormalig topwetenschapper) Ronald Plasterk voor een landelijk register. Dat kwam er niet, maar de nevenfuncties van hoogleraren moesten voortaan openbaar worden gemaakt. Ook dat lukte niet erg snel, moest het HOP een jaar later constateren.
Sindsdien kwam de kwestie met enige regelmaat in het nieuws, terwijl bewindslieden het meer of minder belangrijk vonden. In 2015 relativeerde toenmalig minister Bussemaker het probleem. Zowel van Bussemaker als van Plasterk bleek de informatie op de website vorig jaar incompleet.
De universiteiten beloofden een jaar geleden transparantie en kijken momenteel hoe ze die kunnen verbeteren. “Dit kan niet”, zei voorzitter Pieter Duisenberg van koepelvereniging UNL tegen actualiteitenprogramma Nieuwsuur. “Hier moeten we wat aan doen. Transparantie is de hoeksteen.”
Maar het is nog niet bekend hoe die transparantie straks geboden wordt. Er komt waarschijnlijk een website, maar de universiteiten buigen zich nog over de precieze vorm en over vragen rond privacy.