De universitaire lerarenopleidingen zitten in een spagaat: ze moeten het masterniveau bewaken, maar ze moeten de studenten ook goed leren lesgeven. Geen wonder dat zoveel studenten ontevreden zijn, vindt minister Bussemaker.
Heeft de universitaire lerarenopleiding (ulo) de student goed voorbereid op het lesgeven in de bovenbouw van havo en vwo? Maar liefst één op de vijf vindt van niet, blijkt uit een nieuw rapport van de Onderwijsinspectie.
Gedragsproblemen
Gelukkig is een ruime meerderheid wel tevreden (twee op de drie), alleen is de vraag waarover ze dan tevreden zijn. Hebben ze voldoende kennis verworven over de meest voorkomende leer- en gedragsproblemen? Minder dan de helft vindt van wel.
Zouden ze hun opleidingen aan anderen aanraden? Vier van de tien afgestudeerden zouden dat niet doen. “Dat is teleurstellend en laat zien dat er maatregelen nodig zijn”, aldus de Onderwijsinspectie.
De universitaire lerarenopleidingen staan overigens aan de vooravond van een grote ommezwaai. Een afgestudeerde master geschiedenis of wiskunde moet nu een jaar naar de ulo om leraar te worden: de lerarenopleiding komt dus bovenop de vakmaster. Straks raken die twee opleidingen verweven en gaan leraren in spe een tweejarige master volgen met aandacht voor hun vak en hun lesvaardigheid.
Goede voorbereiding
Maar zover is het nog niet, waarschuwt de Onderwijsinspectie. De oude, vaak eenjarige opleidingen blijven voorlopig bestaan. “Ook studenten die kiezen voor een ulo na een vakmaster, hebben recht op een goede voorbereiding op het beroep van leraar”, onderstreept het rapport.
En vergeet ook de nascholing niet, zegt de inspectie erbij. De lessen van startende leraren zijn meestal minder goed dan die van ervaren leraren. Daarom zouden beginnende leraren goede begeleiding moeten krijgen in hun eerste jaren voor de klas. De inspectie pleit voor een “doorgaande route” van de opleiding naar de nascholing.
Minister Bussemaker praat dit najaar met betrokkenen en gaat afspraken maken over de verbetering van de opleidingen.