Er klinkt al jaren kritiek op de selectie bij opleidingen met een beperkt aantal studieplekken. Studenten die als eerste van hun gezin gaan studeren, maar ook laatbloeiers en studenten met een migratieachtergrond zouden minder kans hebben om te worden toegelaten.
Op eigen houtje
Opleidingen die selecteren doen maar wat, was een jaar geleden de teneur van een uiterst kritisch rapport van de onderwijsinspectie. Ze bedenken hun selectieprocedures “op eigen houtje en naar eigen inzicht, en zonder consensus over hoe eerlijke en effectieve selectie er uit ziet”. De minister moest er iets aan doen.
Vandaag stuurt Dijkgraaf een brief naar de Tweede Kamer waarin hij de instellingen oproept om de kansenongelijkheid te verminderen. Hij verwacht bijvoorbeeld dat opleidingen weer vaker gebruik gaan maken van loting. Als ze wel blijven selecteren op geschiktheid, moeten ze kennis hierover beter toepassen.
Schaduwonderwijs
De minister keert zich nadrukkelijk tegen ‘schaduwonderwijs’: trainingen voor selectieprocedures die niet iedereen zich kan veroorloven. “Selectie moet gaan om de kwaliteiten en vaardigheden van een aspirant-student, niet om de dikte van de portemonnee van de ouders.”
Om ‘bias’ te voorkomen moedigt hij opleidingen aan om selectie-instrumenten te gebruiken die niet “trainbaar” zijn. Waarom schrijven de kandidaten hun motivatiebrief niet bij de opleiding in plaats van thuis? Want daar wordt de een niet geholpen en de ander wel. Ook toetsen en samenwerkingsopdrachten op locatie zouden een verbetering zijn, denkt hij.
Ten slotte vindt Dijkgraaf dat instellingen betere voorlichting moeten geven over hun selectieprocedures. Dat kan studiekiezers die het allemaal een beetje eng vinden net het zetje geven om mee te doen.
Toekomst
Selectie beperkt uiteraard de toegankelijkheid van opleidingen; des te belangrijker dat het zorgvuldig gebeurt. Bovendien moet de overheid in de toekomst misschien wel sterker gaan bepalen welke studierichtingen jongeren kunnen volgen.
Dijkgraaf grijpt terug op de toekomstverkenning die hij heeft laten maken. Hoe kan het hoger onderwijs bijdragen aan allerlei maatschappelijke uitdagingen, zoals de vergrijzing en tekorten op de arbeidsmarkt? Daarin kan selectie volgens hem een rol spelen.
Harde adviezen geeft hij niet, maar hij stipt wel ‘afwegingen’ aan, zoals meer sturing en minder vrije studiekeuze. Hij laat hier onderzoek naar doen. Het idee is dat studenten vaker in studies terechtkomen waar de hele samenleving iets aan heeft.
Vwo’ers naar hbo
Het zou zelfs kunnen dat je met een vwo-diploma niet altijd meer aan de universiteit terecht kunt. “Hogescholen willen in de toekomst graag gericht meer vwo’ers aantrekken en universiteiten wensen een stabilisatie van het aantal studenten door selectieve groei en krimp.”
Misschien moet de overheid weer meer invloed krijgen op de selectie, overweegt hij ook. Momenteel zijn opleidingen zelf verantwoordelijk voor hun selectie, maar daar zitten voor- en nadelen aan. Het is immers “een terugkerend vraagstuk of selectie überhaupt het geëigende middel is om opleidingsplaatsen te verdelen”. Loten kon weleens rechtvaardiger zijn.
Voorkeursbeleid
En er spelen meer maatschappelijke problemen mee. “Segregatie speelt in het onderwijs nog steeds een rol; jongeren met een verschillende achtergrond ontmoeten elkaar steeds minder op school of op de opleiding”. Dus dringt de vraag naar positieve discriminatie zich op: misschien moet voorkeursbeleid een rol spelen in de selectie. Of zoals Dijkgraaf het formuleert: het onderwijs kan in de toekomst “bepaalde aspirant-studenten meer mogelijkheden bieden dan andere groepen bij de overgang naar het hbo en wo”.
Maar Dijkgraaf is demissionair en wil zelf geen knopen hierover doorhakken. “Een verdere aanscherping van de maatschappelijke opgave van instellingen en een visie op de hierboven benoemde uitdagingen is aan een volgend kabinet.”