Als Oekraïense wetenschappers hiernaartoe vluchten, vang ze dan ruimhartig op, zegt hoogleraar Marie-José van Tol. Ze wordt de nieuwe voorzitter van De Jonge Akademie.
Over een maand staat Van Tol aan het roer van De Jonge Akademie, een gezelschap van relatief jonge wetenschappers dat is verbonden aan de KNAW. Het geplande kennismakingsgesprek krijgt een andere wending, nu de oorlog in Oekraïne is uitgebroken.
Van Tol is psycholoog en cognitief neurowetenschapper bij het Universitair Medisch Centrum Groningen. Daarnaast is ze betrokken bij de evaluatie van het Hestia-programma van NWO voor gevluchte wetenschappers, dat in samenwerking met onder andere De Jonge Akademie tot stand is gekomen.
“Het is heel ernstig wat er in Oekraïne gebeurt”, zegt ze. Het is wat haar betreft alle hens aan dek. Ze vindt het belangrijk om al te bedenken wat Nederland kan doen voor wetenschappers die hun land moeten ontvluchten of die er juist blijven. In onderdrukking kunnen zij hun vak niet goed uitoefenen en daarom is het volgens Van Tol extra belangrijk dat ze goed opgevangen of gesteund worden.
Meerjarige contracten
“Bied ze een lange-termijn contract aan op de universiteit, maar denk ook aan toegang tot de bibliotheek of een werkplek, of koppel ze hier aan een wetenschapper die ze op weg kan helpen, zoals nu al gebeurt.”
Die meerjarige contracten liggen niet voor het oprapen in de academische wereld, realiseert ze zich. “Maar ik denk dat het vooral voor gevluchte wetenschappers belangrijk is om een veilige basis te hebben, want zij moeten ook nog een nieuwe taal leren, zich aan het systeem aanpassen en stress verwerken.”
De overheid moet daar volgens Van Tol geld voor bijleggen. “Dat is niet alleen een vorm van humanitaire hulp, maar uiteindelijk ook een investering in de democratie. Het gevaar is dat er in Oekraïne een hele generatie wetenschappers wordt weggevaagd en daarmee ook hun kennis en ontdekkingen. Je zou het ook als een maatregel kunnen zien om de academische vrijheid overeind te houden.”