In het Nederlandse promotiestelsel zit nog een aantal “perverse prikkels”, constateert de Onderwijsinspectie. Publicatiedruk en scoringsdrang doen de wetenschap geen goed.
Over het algemeen mag Nederland trots zijn op het niveau van promoties, ook in internationaal opzicht. Toch maakt de inspectie zich zorgen over een aantal zaken, blijkt uit een vrijdag gepubliceerd rapport. Universiteiten zijn steeds beter gaan letten op mogelijk wangedrag, maar ondanks dat functioneert het zelfreinigend vermogen van de wetenschap “op enkele essentiële aspecten” nog niet goed genoeg.
‘Mislukt’ promotieonderzoek
Zo zou de publicatiedruk ook onder promovendi problemen opleveren. “Bij veel onderzoekscholen komt het voor dat in promotietrajecten drie, vier of vijf publicaties in wetenschappelijk tijdschriften worden geëist”, aldus het rapport, dat verder waarschuwt voor ‘verificatiebias’: het effect dat onderzoek alleen geslaagd is als er precies uitkomt wat de wetenschappers hadden verwacht.
De aantallen publicaties zouden minder leidend moeten zijn, en ook ‘mislukt’ promotieonderzoek zou gepubliceerd moeten worden: “Centraal moet staan dat promovendi in staat zijn op hoog niveau te kunnen werken in de wetenschappelijke praktijk. Niet relevant is of dit kwalitatief goede wetenschappelijke onderzoek positieve resultaten oplevert.”
Onafhankelijk en kritisch
De inspectie kaart verder de nauwe banden aan tussen promovendi en hun begeleiders. Ze schrijven vaak samen aan artikelen die later worden opgenomen in het proefschrift. Dat kan erg inspirerend zijn, maar “er wordt ook gewezen op gevallen waarin wordt doorgeschoten in de bijdragen die promotoren leveren aan het proefschrift; gevallen waarin de promotor feitelijk het proefschrift schrijft.”
Daar komt bij dat de promotor en de promovendus jarenlang intensief met elkaar optrekken. Is het dan wel wenselijk dat diezelfde promotor ook wat te zeggen heeft over de uiteindelijke examinering? Of dat coauteurs van het proefschrift zitting nemen in de promotiecommissie? Niemand is geneigd zijn eigen werk af te keuren, dus de Onderwijsinspectie vindt van niet: “Versterking van de onafhankelijke en kritische rol van de promotiecommissie als peer reviewer is nodig bij de bestrijding van schendingen van wetenschappelijke integriteit.”
Gerommel met data
Behalve van integriteitsschendingen, is er af en toe sprake van sloppy science: slordigheid of gerommel met data. Met name buitenlandse promovendi zouden vaak het klappen van de zweep niet kennen. Dus moet iedere promovendus gedegen statistiekonderwijs krijgen en moet er meer aandacht komen voor methodologische vorming. Dan weet iedere wetenschapper beter wat wel en niet aanvaardbaar is.
Universiteitenvereniging VSNU laat in een eerste reactie weten blij te zijn met de conclusie dat de kwaliteit van promoties over het algemeen hoog is. Bevordering van wetenschappelijke integriteit heeft volgens een woordvoerder alle aandacht. “Daar hebben we ook al een belangrijke stap in gezet door de openbare eedaflegging in te voeren.”