Hoorzittingen met beoogd bewindslieden zijn een nieuwe traditie in de Tweede Kamer. Ook Eppo Bruins, voormalig Kamerlid voor de ChristenUnie en nu namens NSC de beoogd opvolger van onderwijsminister Robbert Dijkgraaf, werd donderdagmiddag ondervraagd. Hij kwam met een interessante lezing van het hoofdlijnenakkoord.
In dat akkoord spraken PVV, VVD, NSC en BBB af dat studenten die langer dan een jaar uitlopen drieduizend euro extra collegegeld betalen. De nominale studieduur plus één jaar, heet dat in jargon. Over een bachelor van vier jaar mag je dan vijf jaar doen en over een eenjarige master twee jaar. Daarna gaat het collegegeld fors omhoog.
Boete
Deze maatregel moet vooral gezien worden als een bezuiniging, hebben de nieuwe coalitiepartijen al duidelijk gemaakt. Dat wil zeggen: onderwijsinstellingen krijgen simpelweg een lagere bijdrage van het Rijk en dat geld kunnen ze terughalen bij hun langstudeerders.
De vraag is nu: moeten of mogen instellingen deze bezuiniging bij langstudeerders in rekening brengen? Bruins suggereerde donderdag dat laatste. “Zoals ik het hoofdlijnenakkoord lees”, zei hij, gaat de bijdrage voor instellingen omlaag “en dan ligt het voor de hand dat de instelling inderdaad een hogere bijdrage aan de student zal vragen als die langer dan nominaal plus één studert.”
Bij de vorige langstudeerboete uit 2012, die na enkele maanden weer werd afgeschaft, hadden hogescholen en universiteiten geen keuze. Het verhoogde collegegeld was wettelijk vastgelegd.
Instellingen verantwoordelijk
In de lezing van Bruins schuift Den Haag de hete aardappel dit keer door naar de onderwijsinstellingen. Ze kunnen zich dan niet meer achter de wet verschuilen bij het oplossen van de vele dilemma’s die een langstudeerboete oplevert. Hoe ga je bijvoorbeeld om met deeltijders? Reken je een schakeljaar mee als studiejaar? En vooral: wil je studenten met leerproblemen of met weinig geld ontzien?
Bruins benadrukte dat instellingen zelf aan de bak moeten. Ze hebben volgens hem “de verantwoordelijkheid om ervoor te zorgen dat studenten binnen een redelijke termijn hun diploma kunnen halen”.
Jan Paternotte van D66 wilde tijdens de hoorzitting gelijk zaken doen met de aankomend minister. Als we nou op een andere manier kunnen bezuinigen, valt er dan nog over die langstudeerboete te praten? Bruins suggereerde dat uitzonderingen best mogelijk zijn, maar hij wil daar eerst met zijn ambtenaren over praten.
Jonge wetenschappers
De beoogd minister kreeg kritische vragen van de oppositie over de bezuinigingen op onderzoek die in het hoofdlijnenakkoord staan. Hij maakte duidelijk dat hij die net als de langstudeerboete gewoon gaat doorvoeren.
Gevraagd naar mogelijke ontslagen onder jonge wetenschappers als de subsidie op de sectorplannen verdwijnt, antwoordde Bruins dat er nu eenmaal een grens is aan het aantal jongeren dat kan doorgroeien binnen een universiteit. Hij zei ervoor te willen zorgen “dat wetenschappers een eerlijke kans hebben op een bloeiende wetenschappelijke carrière”.
Internationals
Wat hij als minister als eerste wil doen? Daarover hoefde Bruins niet lang na te denken: “Het aanpakken van doorgeschoten internationalisering.” Zijn voorganger, Dijkgraaf, heeft een wetsvoorstel ingediend dat de verengelsing van het onderwijs moet tegengaan. “Ik ga daarmee door”, zei Bruins.
Door het genuanceerde wetsvoorstel van Dijkgraaf te omarmen, lijkt hij de deur voor buitenlandse studenten niet helemaal dicht te gooien. Al biedt het wetsvoorstel ook veel ruimte om desgewenst strenger op te treden.
Academische vrijheid
Bruins wil verder dat er meer stabiele bekostiging komt voor hogescholen en universiteiten, zodat kleine opleidingen makkelijker kunnen overleven. Dat is een breed gedeelde wens in de Kamer. De waaiergedachte van Dijkgraaf wil hij ook doorzetten. Hij vindt beroepsonderwijs belangrijk: “We hebben vakmensen nodig en daarmee wil ik aan de slag.”
Over de pro-Palestijnse protesten zei Bruins dat hij de vrijheid om te demonstreren koestert. Eerder in de hoorzitting benadrukte hij: “Als minister zal ik de rechtsstaat bewaken, de vrijheid van onderwijs bewaken, de academische vrijheid bewaken en de persvrijheid bewaken. Daar sta ik voor en wijk ik geen millimeter in.”