Het miezert en waait flink op sportcomplex De Toekomst bij de Arena, maar dat lijkt het enthousiasme van de jonge voetballers niet te dempen. Hun noppen tikken vrolijk op het asfalt terwijl ze naar de oefenvelden rennen, als een aritmisch tromgeroffel voor de start van de training.
Op het veld waar het O18 (spelers onder de 18)-team is begonnen aan de warming-up, wisselt bewegingswetenschapper Ewan van Teeseling de hartslagmeter om van een van de spelers. De ‘sportbeha’ stuurt de informatie door naar Van Teeselings tablet en de computers in het Ajax-hoofdgebouw waar een stagiair de training via camera’s volgt. Soms komt het signaal niet meteen goed door. “Als iemand veel borsthaar heeft bijvoorbeeld. En het is beter te volgen als ze al even bezig zijn. Zweet geleidt goed.”
Fysiek cv
Rondom het veld staan masten die signalen van de spelers opvangen, zodat op Van Teeselings tablet ook te zien is hoeveel afstand er tussen de spelers is, waar ze op het veld lopen en met welke snelheid. Met al die data wordt een persoonlijk dossier opgebouwd van de spelers; hoogleraar bewegingswetenschappen Geert Savelsbergh noemt dat een “fysiek cv”.
‘Ze dachten: wat doet dat meisje met die paardenstaart op ons veld met haar gekke lampjes’
Die verzameling van informatie schrok sporters in het begin nog weleens af, vertelt Savelsbergh. Ook Vosse de Boode, die als Head of Sport Science and Data Analytics de bewegingswetenschappers bij Ajax aanstuurt, ervaarde dat toen ze er tien jaar geleden begon. “Ze dachten: wat doet dat meisje met die paardenstaart op ons veld met haar gekke lampjes. Inmiddels komen spelers zelf naar me toe en vertellen dan dat andere clubs bepaalde overzichten hebben, en waarom wij dat niet ook doen.”
Zo kunnen de bewegingswetenschappers bijhouden of spelers te veel of juist te weinig belast worden, en daar kan de trainer dan weer het trainingsschema op aanpassen. Savelsbergh: “Als blijkt dat ze in een wedstrijd meer sprinten dan de spelers tijdens de training hoeven doen, kun je dat meenemen in het trainingsschema.”
Kampioen willen worden is niet genoeg
Met de komst van de bewegingswetenschappers haalde Ajax ook flink wat apparatuur in huis. In het biomechanicalab in het hoofdgebouw van de club staan krachtenplatforms die kunnen meten hoeveel druk er bij een schot op het standbeen wordt gezet en in welke richting, ze werken met sensoren die de kijkrichting van de spelers bijhouden, highspeed-camera’s om bewegingen na afloop vertraagd te kunnen analyseren, plakkers die meten welke spieren meedoen aan een beweging en met snelheidspoortjes.
Maar apparatuur aanschaffen is niet voldoende, trainers moeten ook weten welke vragen te stellen aan de wetenschappers. Hoogleraar Savelsbergh: “Het is niet genoeg om te zeggen dat je kampioen wilt worden, dat is te algemeen. Het gaat om dingen als: ik wil weten waarom die speler op maandag niet goed belast is.”
Kans op blessure inschatten
De bewegingswetenschappers werken in een driehoek met de hoofdtrainer van het betreffende elftal en de medische staf. Dat leidt soms tot discussie volgens De Boode: “De trainer wil bijvoorbeeld iemand 90 minuten laten spelen, de fysiotherapeut adviseert een halve wedstrijd. Wij gaan dan kijken naar de data die we hebben van hamstring blessures, en schatten in hoe groot de kans is dat een speler met een bepaalde hoeveelheid training gevoelig zal zijn voor blessure. Soms ga je daarin op je gevoel af, soms op de data, maar je moet niet bang zijn om die gesprekken aan te gaan.”
Het is wel duidelijk dat de inbreng van de bewegingswetenschappers serieus wordt genomen. Tijdens de training loopt jeugdtrainer Dave Vos geregeld naar Van Teeseling om te vragen hoe zijn spelers het doen. Maar er is ook een grens aan hun invloed. Van Teeseling zou bijvoorbeeld niet adviseren over het wel of niet wisselen van een speler. “Voor ons is het tracken van de spelers een fulltime baan, voor de trainer is het maar een klein onderdeel van de rest. Onze taak is om onze bevindingen zo kort en begrijpelijk mogelijk aan ze doorgeven. De conclusies trekken ze dan zelf.”
Over het team als geheel doen de bewegingswetenschappers ook geen uitspraken. Je zult hen niet snel tegen de trainer horen zeggen dat een team over het algemeen slecht is in penalty’s schieten. Van Teeseling: “Je hebt er sowieso meer aan om naar individuele spelers te kijken, want de data van een middenvelder zien er heel anders uit dan die van een spits of een verdediger.”
Sportpsycholoog
Het uitwisselen van data – wat de spelers onderling naar hartenlust doen – zorgt binnen het team ook voor de nodige competitie. Zo ook tijdens de training met het O18-team. Een speler rent hijgend naar Van Teeseling toe om te vragen hoe hard hij gaat. Hij neemt geen genoegen met de 26 km/uur op Van Teeselings meter, en roept dat hij de 30 wel aan gaat tikken.
‘Elke stap die ze zetten, elke halter die ze oppakken; we monitoren alles’
Maar naast het optimaliseren van trainingsschema’s en het uitdagen van de sporters kun je met de data ook afwijkingen opsporen. Dat de hartslag van een speler omhoog gaat wanneer ze sprinten, het stadion inlopen voor een wedstrijd of staan te wachten tot ze een penalty mogen, nemen spreekt voor zich. Maar Van Teeseling zoekt bij het monitoren van de hartslagen vooral naar ritmes die niet overeenkomen met de geleverde inspanning. Dat kan dan duiden op een onderdeel waarop beter getraind moet worden, dat een speler juist even rustiger aan moet doen, of op stress. Mocht een speler slecht slapen (ook dat monitoren ze weleens), een ongewoon hoge hartslag hebben en ondermaats presteren, dan kunnen ze dat doorgeven aan een sportpsycholoog om te zien of er iets anders speelt dat zich fysiek uit.
Slecht geslapen of stress
De data van de spelers worden ook tussen clubs uitgewisseld. Zo weten ze van elkaar hoe vaak bepaalde spelers passes maken, of dat met het hoofd of met de voeten gebeurt en hoe vaak ze aanvallen. Als ze zouden willen, zouden ze alles kunnen bijhouden volgens De Boode, iets wat dan weer handig is bij het scouten.
Bang dat de wetenschap de overhand neemt van de sport, is ze niet. “Onze samenleving is nou eenmaal gewend om informatie op te halen. Vroeger ging je in een restaurant eten omdat iemand tegen je had gezegd dat het lekker was, tegenwoordig check je dat zelf op Google. Na een voetbalwedstrijd controleert NOS ook eerst de data die wij presenteren, zodat de omroep niet onterecht zegt dat Ajax dominant was terwijl ze maar 50 procent balbezit had. Elke stap die ze zetten, elk halter die ze oppakken – zodra de spelers op de club zijn – monitoren we wat ze doen. Maar je moet altijd blijven kijken of je daar wel wat aan hebt. Als we zien dat een speler slecht heeft geslapen die nacht, gaan we dat niet vlak voor een wedstrijd tegen ze zeggen.”
De training op het veld bij De Toekomst eindigt met een uitputtende reeks sprints voor de verliezers van het oefenpotje. Van Teeseling houdt hun hartslagen nog een laatste keer bij. Met extra inspanning als straf voor het verliezen van een wedstrijd, word je dan niet uiteindelijk een sterkere speler? “Als je heel vaak verliest zou het best kunnen dat je uiteindelijk goed wordt in die loopjes, maar niet in voetbal.”