Wat schrijf je, wie heeft er wat aan en waar blijkt dat uit? Die vragen moeten sociaalwetenschappers gaan beantwoorden om de waarde van hun onderzoek zichtbaar te maken. Dat vindt een commissie van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen, die een advies uitbracht over het beoordelen en vergelijken van sociaalwetenschappelijk onderzoek.
Er zijn allerlei disciplines binnen de sociale wetenschappen, van antropologie tot psychologie. Allemaal hebben ze hun eigen regels en gewoonten, waardoor het voor buitenstaanders moeilijk is om een inschatting van kwaliteit te maken. Moet je bijvoorbeeld het aantal artikelen tellen dat iemand publiceert? En wat zegt dat dan?
Citaties
“Ik ben psycholoog”, zegt Jozien Bensing, hoogleraar in Utrecht en voorzitter van de KNAW-commissie. “Psychologen schrijven artikelen in tijdschriften en citeren daarin hun collega’s. Maar cultureel antropologen schrijven zelden artikelen. Zij schrijven een boek.” Je kunt dus niet zeggen dat een psycholoog beter werk levert dan een antropoloog omdat hij meer artikelen op zijn naam heeft staan.
Dus leek het aanvankelijk een onmogelijke opdracht om iets geldigs te zeggen over kwaliteitsbeoordeling van alle sociale wetenschappen. Toch heeft de commissie een “elegante oplossing gevonden”, vindt Bensing.
Relevantie
Eerst splitst de commissie in haar rapport ‘wetenschappelijke kwaliteit’ en ‘maatschappelijke relevantie’. Onderzoekers en onderzoeksgroepen moeten volgens de commissie drie vragen beantwoorden. Wat produceren ze voor de wetenschap en voor externe doelgroepen? Wat is het aantoonbare gebruik door wetenschappers en door buitenstaanders? Wat zijn de blijken van erkenning door de wetenschap en de buitenwacht?
Het lijken open deuren, maar dat maakt de vragen juist zo prangend. “Vluchten kan niet meer”, stelt Bensing. De verschillende wetenschapsgebieden zullen zichzelf met hun antwoorden op deze vragen toch enigszins vergelijkbaar maken. Bovendien moeten ze nadenken over de balans: alleen vanachter een bureau artikelen schrijven is niet genoeg, als niemand het oppikt.
Wat Bensing betreft moeten ook de persberichten die wetenschappers rondsturen op kwaliteit beoordeeld worden. “Ik kan me wezenloos ergeren aan spectaculaire persberichten over onderzoek dat weinig om het lijf heeft.”
Stapeleffect
Bensing kreeg het verzoek om de KNAW-commissie te leiden toen de fraude van Diederik Stapel aan het licht kwam, die de hele sociale psychologie in een kwaad daglicht stelde. Die fraude is erbuiten gelaten en de naam van Stapel staat niet in het rapport.
“Ik zat ook in de commissie-Schuyt, die zich over de fraude van Stapel heeft gebogen”, legt ze uit. “Die heeft al veel gezegd, vooral over het verrichten van onderzoek en de sociale controle van wetenschappers onderling. Dit rapport gaat vooral over de vraag hoe je de kwaliteit van wetenschap zichtbaar, toetsbaar en vergelijkbaar kunt maken.”