Krijgen universiteiten geld voor landelijke onderzoeksscholen, dan moeten ze het daadwerkelijk daaraan besteden. Dat vinden niet alleen SP en PVV, maar ook regeringspartijen VVD en PvdA.
Begin deze maand roerden de onderzoekscholen zich. Ze krijgen niet genoeg geld, vinden ze. De universiteiten ontvangen samen zo’n tachtig miljoen euro voor deze landelijke netwerken van onderzoekers, maar het is onduidelijk hoeveel ze daarvan aan de onderzoekscholen besteden.
Waar bljift het geld?
Daarom willen verschillende partijen in de Tweede Kamer weten hoe dat precies zit: waar gaat het geld naartoe? Verkeren die onderzoekscholen inderdaad in nood?
De universiteiten krijgen het geld sinds 1998. Toen is afgesproken om het bedrag niet te ‘oormerken’, zodat de universiteiten geen ingewikkelde verantwoording hoefden af te leggen over de besteding. Want hoe bereken je de kosten voor personeelsbeleid en huisvesting waar de onderzoekscholen mede van profiteren? Zulke verantwoording zou maar administratiekosten met zich meebrengen die beter aan het onderzoek konden worden besteed.
De ene na de andere onderzoeksschool stopt ermee
Maar volgens de onderzoekscholen lopen ze miljoenen mis en sluit daarom de ene na de andere onderzoekschool de deuren. “Erger nog, het demotiveert onderzoekers om zulke landelijke samenwerking te zoeken”, zegt de Utrechtse hoogleraar Tom Zwart, voorzitter van de verenging van onderzoekscholen Sodola. “Terwijl iedereen het erover eens is dat onderzoekscholen goed werk verrichten. Voor het opleiden van promovendi zijn ze zo goed als onmisbaar.”
Daarom dienden Jasper van Dijk (SP) en Harm Beertema (PVV) vorige week samen een motie in. Minister Bussemaker zou er bij de universiteiten op moeten aandringen dat de middelen bij de onderzoekscholen terechtkomen. Of ze daarop wil toezien en de Tweede Kamer erover wil informeren.
Bussemaker vindt de motie overbodig
Maar de minister noemde de motie vorige week “overbodig”. In 2010 zijn immers afspraken gemaakt over de ‘coördinatie’ van deze onderzoekscholen. “Ik heb de VSNU gevraagd om mij te informeren over de uitvoering van die afspraak, want ik vind dat die middelen uiteindelijk bij het onderzoek terecht moeten komen. De heren Van Dijk en Beertema worden dus op hun wenken bediend.”
Is het geen goed idee om ook met de onderzoekscholen zelf te spreken, wilde de SGP nog weten. Maar dat vond Bussemaker niet. Die onderzoekscholen zijn immers deel van de universiteiten en die universiteiten vormen samen de VSNU. Dus een gesprek met de VSNU zou moeten volstaan.
Overigens besteedt de ene universiteit meer geld aan de onderzoekscholen dan de andere, zegt voorzitter Zwart van Sodola. Zijn eigen Universiteit Utrecht doet het volgens hem goed, net als Wageningen.