De afgelopen jaren kwam geregeld in het nieuws dat bedrijven invloed op wetenschappelijk onderzoek kopen. Zo werd in Amsterdam een hoogleraar jarenlang heimelijk betaald door de vastgoedsector om onderzoek te doen naar belastingvrijstellingen voor diezelfde bedrijfstak. Andere hoogleraren kwamen in opspraak vanwege onvermelde banden met de fossiele industrie of met de waterstoflobby.
Ook in de medische wereld is hier veel om te doen. In Zwolle loopt al sinds 2022 een strafrechtelijk onderzoek naar artsen die hun financiële banden met de medische industrie verzwegen.
Dit soort ‘externe’ invloeden houden daarom zowel het ministerie van Onderwijs als dat van Volksgezondheid bezig. Vrijdag en maandag lieten ze aan de Eerste en Tweede Kamer weten dat ze de komende tijd meer transparantie verwachten.
Onderwijsminister Robbert Dijkgraaf vertrouwt daarbij vooral op de sector zelf. Hij schrijft aan de Senaat dat hij “deze maand openbaarmaking van de externe financiering van gewone leerstoelen” verwacht. Dat heeft hij met universiteitenkoepel UNL afgesproken.
Zorg
Minister Pia Dijkstra van Medische Zorg is het stadium van zelfregulering ruimschoots voorbij, schrijft ze maandag aan de Tweede Kamer. Ze kondigt wetgeving aan die artsen en onderzoekers in de zorg verplicht om vooraf toestemming te vragen aan hun bestuur als ze willen bijklussen voor de medische industrie.
Zo krijgt dat bestuur gelijk een beter beeld van de geldstromen binnen het ziekenhuis. Dat is nodig, want het huidige Transparantieregister van de ziekenhuizen en de medische industrie is incompleet. Dijkstra werkt aan wetgeving om deelname aan dit register verplicht te stellen. Artsen en onderzoekers zouden daarin ontvangsten boven de vijfhonderd euro moeten melden.
Het register is ook niet goed doorzoekbaar. Je kunt een arts bijvoorbeeld alleen vinden met een BIG-nummer of met het nummer van de Kamer van Koophandel van diens bedrijf. Ook dat moet beter: zorgverleners staan er straks met naam en toenaam in.
Geen namen
Namen vind je ook niet altijd in de registers die universiteiten eerder publiceerden. Vorig jaar zetten zij lijsten met de financiers van bijzonder hoogleraren online. Vijf universiteiten vermelden daarop alleen de naam van de leerstoel die een hoogleraar bekleedt.
Dat maakt zoeken lastiger. In wetenschappelijke publicaties staat vaak alleen de naam van de hoogleraar. Wil je even googelen wie hebben meebetaald aan een onderzoek, dan kom je hun namen niet tegen op de lijsten van de universiteiten in Delft, Maastricht, Rotterdam, Tilburg en Utrecht, blijkt uit een rondgang van het HOP.
Universiteiten publiceren de lijsten op aandringen van de Tweede Kamer. Die maakte zich zorgen over de onafhankelijkheid van wetenschappelijk onderzoek, vooral vanwege het grote aantal bijzonder hoogleraren. Deze zijn vaak in dienst van een bedrijf en worden een of twee dagen per week ‘uitgeleend’ aan de universiteit.
Gewone hoogleraren
De Tweede Kamer wil ook weten welke ‘publieke’ middelen gewone hoogleraren krijgen. De universiteiten klaagden vorig jaar bij het ministerie dat ze niet weten wat precies de definitie van ‘publieke middelen’ is. Inmiddels hebben ze afgesproken om voor de duidelijkheid ook de ‘private’ financiering van gewone hoogleraren openbaar te maken, zegt een woordvoerder van Universiteiten van Nederland. Universiteiten doen dat niet in een centraal register, zoals in de zorg, maar op hun eigen websites.