Er is iets vreemds aan de hand met hindoestaanse Nederlanders. Het zijn de succesvolste allochtonen, maar tegelijkertijd ook de onzichtbaarste.
Ze zijn erg gericht op hun land van herkomst, Suriname, en op dat van hun voorouders, India, en ze mengen zich nauwelijks met andere bevolkingsgroepen, en toch zijn ze het best geïntegreerd. En ze houden stevig vast aan hun tradities, terwijl ze toch ontzettend Nederlands zijn.
Oude cultuur
“Bij Surinamers denkt iedereen aan Creolen, de Surinamers met Afrikaanse voorouders, mensen als Clarence Seedorf en zo”, zegt Chan Choenni, bijzonder hoogleraar Hindoestaanse migratie aan de VU. Onlangs verscheen zijn boek over Nederlandse hindoestanen: ‘Hindostaanse Surinamers in Nederland’ waarin hij aan de hand van cijfers, statistieken maar ook levensverhalen van hindoestaanse Nederlanders hun geschiedenis van 1973 tot heden behandelt.
“Ze laten zich niet op de kop zitten door autochtonen”, zegt Choenni. “Net als Chinezen zijn ze er trots op uit een duizenden jaren oude cultuur te stammen, die dingen heeft voortgebracht die nog steeds trendy zijn in het Westen, zoals Yoga en Ayurvedische tradities. Ze hebben iets van: ‘Wat denken die blanken wel?’ Dat geeft zelfvertrouwen en heeft een positief effect op de gemeenschap.”
Bekende Nederlanders
Toch noemt Choenni ze ‘onzichtbare allochtonen’. Deels is hun onzichtbaarheid aan de hindoestanen zelf te danken, vindt Choenni. Volgens hem zijn ze namelijk niet op elk gebied even goed geïntegreerd.
“In tegenstelling tot Marokkaanse Nederlanders hebben maar weinig hindoestanen een high profile-beroep in de kunst of in de sport. Er zijn vrijwel geen politici met een hindoestaanse achtergrond, op Kamerlid Tanja Jadnanansing en de Haagse wethouder Rabin Baldewsingh na. Bekende Nederlanders met een hindoestaanse achtergrond zijn er ook nauwelijks. Prem Radhakishun is een atypische hindoestaan. Ook in de voetballerij of de muziek kom je weinig mensen met een hindoestaanse naam tegen, terwijl juist daardoor het imago van andere Surinamers enorm is opgekrikt.”
Hindoestaan aan de VU
In de nieuwe Advalvas vertelt Choenni waarom hindoestanen het zo goed doen, en waarom het huidige multiculturele beleid van de regering zo rampzalig is. Daarnaast vertellen vier VU-studenten wat het voor hen betekent hindoestaan te zijn.
De al dan niet zichtbaarheid van Hindoestanen in Nederland is erg situationeel bepaald. Magistraten als Deetman en Van Aartsen lieten zich weliswaar emotioneel ontvallen dat deze etnische groep als de best aangepaste minderheidsgroep in Nederland zou mogen worden beschouwd maar in feite was het niet meer dan een brandnetelkrans om de hals van een slechte fles wijn doen. Haar verdienste zou dan enkel zijn af te lezen aan het feit dat Hindoestanen de rust en kalmte zouden weten te bewaren gevolgd door het leiden van een geregeld burgermansbestaan. Los van het feit dat je Hindoestanen niet makkelijk tegen komt op plekken alwaar hun tegenhangers, de Creolen een eredivisie hebben, leveren zij ook niet bepaald een eclatante prestatie op terreinen waarop zij wel mededingen. Te denken valt aan de horecabranche. Hun opzet en presentatie getuigt overal van behalve van enige ambiance en allure. In vergelijking met zelfs Guyanezen presteren Surinaamse Hindoestanen op dit terrein erg laag. Klantvriendelijkheid is bij deze laatste hetzelfde als het vermoeide porem bij de acteurs uit de Bollywood movie Mother India. Surinaamse Hindoestanen willen ook graag een keer met de pen roeren maar blijven steken in primitieve kneuterigheid en leveren kwaliteit die het predicaat lamentabel amper overstijgt. De gecultiveerde creaturen onder hen die erin slagen om een literair boekje uit de pen te wringen, in de redacties van bladen te gaan zitten, een eigen krantje uit te geven etc. hollen achter feiten aan , onthullen drama’s die ijzig, klam en bot overkomen en zijn in dramaturgisch opzicht onvoldragen en armlastig. Het ergste is dat de ene Hindoestaan juist een andere Hindoestaan als dwarsligger op zijn pad tegen komt , ook al neemt de obstruerende persoon iemand uit een andere etnische groep bij de arm om zijn corrumperend handelen op die wijze meer kracht en effect te kunnen bijzetten. De zogenaamde zichtbare Hindoestanen kunnen beter opnieuw de duisternis induiken in plaats van zich opzichtig te blijven profileren als ongeleide projectielen.
Dat de Hindostaanse Nederlanders ten opzichte van de andere gemeenschappen met een migratie afkomt redelijk goed zijn geïntegreerd komt door het integratiebeleid met behoud van eigen culturele identiteit al vanaf hun exodus uit Suriname rond haar onafhankelijkheid. De toenmalige minister Ruud van Doorn, miniater van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk werk had zich sterk gemaakt voor de slogan dat Nederland geen immigratieland moet zijn is toen snel in de ijskast beland door de zware onderhandelingen van de toenmalige Stichting Lalla Rookh Nederland in Utrecht onder leiding van Dr. Shardhanand Harinandan Singh ( Memoires Verlaten Verleden, 2021 p 268-275). Aanvankelijk was Nederland van plan deze immigranten snel weer te laten repatriëren en subsidie zwaar de stichting Tenasu) terug naar Suriname. Voor degenen die dat niet wensten kwamen opvangcentra in diverse provincies, met de beleidsintentie deze op Nederlandse burgers het assimilatie beleid, zoals bij de Indonesische Nederlanders toe te passen. Lalla Rookh werkte echter niet mee aan dat beleid en bepleitte met succes het integratiebeleid met behoud van eigen culturele identiteit. Wat de nieuwe Advalvas over de succesvole integratie van de Hindostani’s in Nederland schrijft is deels te verklaren door dat bevochten beleid. Dr Shardhahand Harinandan Singh (PhD) Rotterdam 30 november 2024.