In Nederland volgen steeds meer jongeren een technische of exacte opleiding. Maar in vergelijking met andere landen stelt het weinig voor, blijkt uit het jaarlijkse OESO-rapport Education at a Glance.
Hoeveel studenten beginnen aan een opleiding in de exacte wetenschappen, techniek of ict? In Nederland is dat achttien procent. Vergelijk dat maar eens met Duitsland, waar bijna veertig procent zo’n studie kiest.
Nederland bungelt onderaan
Elk jaar buigt de economische samenwerkingsorganisatie OESO (in het Engels OECD genoemd) zich over het onderwijs van de 35 aangesloten landen en maakt een vergelijking: hoeveel geld geven de landen uit, wat verdienen docenten, welke studierichtingen kiezen jongeren.
Nederland bungelt vrijwel onderaan in de vergelijking van het aandeel studenten in bèta en techniek, blijkt uit dit onderzoek. Alleen in Turkije kiezen ze nog net iets minder vaak voor deze studierichtingen dan hier.
Grote verschillen
In negen landen kiest meer dan dertig procent van de nieuwe studenten voor deze studierichtingen. Niet alleen Duitsland hoort daarbij, maar ook Estland, Finland, Rusland, Mexico, Korea en Israël.
De vergelijkingen zijn overigens altijd lastig, omdat het onderwijs in deze landen flink van elkaar verschilt. Sommige landen tellen bepaalde mbo-4-opleidingen ook als hoger onderwijs. Omgekeerd heeft Duitsland bijvoorbeeld geen verpleegkunde in het hbo, terwijl dat in Nederland een van de grootste studierichtingen is. De OESO baseerde zich voor dit onderzoek op cijfers uit 2015.