Het kabinet heeft miljoenen uitgetrokken voor steun aan onderzoekers die tijdens de coronacrisis vertraging opliepen. Het geld is nog lang niet helemaal uitgekeerd, maar minister Dijkgraaf verzekert dat het hele bedrag zal worden besteed.
Veel wetenschappelijk onderzoek werd sinds 2020 bemoeilijkt door de coronacrisis. Vooral onderzoekers met een tijdelijk contract ervaren de gevolgen omdat zij weinig ruimte hebben om de verloren tijd in te halen.
162 miljoen
Het kabinet schatte de totale financiële schade van de vertraging op 600 miljoen euro. Om de pijn enigszins te verzachten stelde het kabinet vorig jaar 162 miljoen euro beschikbaar via het Nationaal Programma Onderwijs (NPO), bedoeld om de gevolgen van de coronapandemie voor het hele onderwijs en onderzoek op te vangen.
In juni werd voor de tweede keer gekeken hoe het ervoor stond met dit steunprogramma. Minister Dijkgraaf kon melden dat universiteiten en onderzoeksinstellingen tussen de 25 en 58 procent van het in 2021 beschikbare budget voor vertraagde onderzoekers hadden uitgegeven. Met name universitaire medische centra kozen ervoor om een deel van het budget nog vast te houden omdat de kosten vaak pas later komen.
Geoormerkt geld
Maar komt dat geld dan uiteindelijk wel bij de vertraagde onderzoekers terecht, wilde de VVD-fractie van de Tweede Kamer weten. Dijkgraaf antwoordde vorige week dat de financiële steun geoormerkt is en dat instellingen de besteding moeten verantwoorden in hun jaarverslag. Het geld moet uiterlijk in 2024 ten goede zijn gekomen aan de vertraagde onderzoekers.
De minister vindt het overigens geen verrassing dat nog maar een deel van het geld is uitgegeven. De meeste wetenschappers op een tijdelijk contract doen volgens hem meerjarig onderzoek. “Ook als zij al in 2020 vertraagd zijn geraakt, zullen de kosten voor die vertraging pas in latere jaren optreden”, schrijft hij.