Leg de lat voor eerstejaars niet lager, schrijven de rectoren van de Nederlandse universiteiten in De Telegraaf. Een van de argumenten: de overgrote meerderheid van de studenten ervaart het bindend studieadvies als neutraal of positief. Maar is dat zo?
Minister Dijkgraaf wil de druk voor eerstejaarsstudenten verlagen. De norm voor het bindend studieadvies (bsa) gaat wat hem betreft omlaag naar hooguit 30 punten in het eerste jaar en nog eens 30 punten in het tweede jaar.
De hogescholen vinden het prima, maar de universiteiten zijn mordicus tegen. Dinsdag schreven de rectoren in dagblad De Telegraaf een open brief aan de minister, samen met actiegroep WOinActie en vier universitaire studentenraden. Zwak de norm niet af, is hun pleidooi.
“Volgens zijn eigen Monitor Beleidsmaatregelen ervaart de overgrote meerderheid (88%) van de studenten het bsa als neutraal of positief”, schrijven ze. “De minister zal met deze plannen de stress dus niet verlagen, maar verleggen.”
Wat staat er in de Monitor beleidsmaatregelen?
Daarin staan twee grafieken over het bindend studieadvies. Eerstejaarsstudenten is gevraagd of het bsa-beleid van de opleiding een plus- of minpunt was bij de studiekeuze. Hoe hoger de norm, hoe meer het bsa als nadeel wordt gezien.
En als ze eenmaal studeren?
Ook is gevraagd – en hier baseren de rectoren zich op – hoe het bindend studieadvies dit studiejaar invloed heeft gehad op hun studiegedrag. Dan zegt minstens 12 procent van de eerstejaars wo-studenten dat het een negatieve invloed had (en dat percentage is iets hoger als het bsa strenger is). Ongeveer een op de drie spreekt van een positieve invloed. De rest is neutraal, of de positieve en negatieve invloed houden elkaar in evenwicht.
Is de vraag naar de invloed van het bsa op het studiegedrag hetzelfde als de vraag ‘hoe ze het ervaren’?
Nee, niet helemaal. Je zou ook kunnen vragen of studenten voorstander zijn van het bindend studieadvies. Dat is niet gebeurd. Hebben ze door het bsa minder tijd om iets naast hun opleiding te doen? Ook dat is niet gevraagd.
Ervaren ze het bsa dan als ‘neutraal of positief’?
Dat weten we dus niet.
Waarom schrijven die rectoren dat dan?
Omdat ze tegen een versoepeling van het bindend studieadvies zijn. Een van de redenen: die versoepeling kan ertoe leiden dat zwakkere studenten doorstromen naar het tweede jaar. De rectoren: “Meer studenten betekent meer werkdruk voor docenten. In een sector waar de werkdruk al zeer hoog is, is dat het laatste wat we moeten willen.”
Wat is voor studenten het voordeel van het bsa?
Dat ze op tijd weten waar ze aan toe zijn. Als ze niet geschikt zijn voor de opleiding, blijkt dat binnen een jaar en kunnen ze ergens anders hun heil zoeken. Ook is het voor sommige studenten een stok achter de deur: uit cijfers van de universiteiten blijkt dat een deel precies genoeg punten behaalt voor het bsa en er daarna met de pet naar gooit. Verhoog je de norm, dan werken ze harder. Een eenmaal opgelopen achterstand wordt vrijwel nooit weer helemaal ingehaald.
En het nadeel?
Er kunnen allerlei redenen zijn waarom studenten in het eerste jaar wat moeilijk op gang komen. Ze wonen misschien net op zichzelf, ze moeten zelfstandiger studeren… Ze hebben veel aan hun hoofd. “Te veel druk werkt verlammend, kan leiden tot slechtere leerprestaties en vertroebelt zo het beeld of een student al dan niet geschikt is voor een opleiding”, zegt Dijkgraaf. Dat geldt natuurlijk niet voor alle studenten, maar voor sommigen.
Zijn studenten nu vóór of tegen het bsa?
Het ligt eraan wie je het vraagt. Slechts vier universitaire studentenraden hebben de brief van de rectoren mede ondertekend. De landelijke studentenorganisaties ISO en LSVb denken er heel anders over. Zij hebben de plannen van Dijkgraaf voor een lager bsa juichend ontvangen.