We kennen Marc van Ranst (57) als de Belgische Jaap van Dissel, maar dan mét humor. Op karakteristieke wijze informeert hij het grote publiek over covid en spreekt hij zich fel uit tegen wappies, wat hem veel bedreigingen oplevert. Maar wie is Marc van Ranst eigenlijk? Een echte family man, blijkt als we het interview proberen in te plannen. Hij laat zijn gezin, dat inclusief zijn ouders meereist naar de VU, liever niet te lang wachten op de dag van de uitreiking van zijn eredoctoraat. Ik spreek hem daarom telefonisch, de dag voor de uitreiking. Met zijn Vlaamse accent vertelt Van Ranst geroutineerd over zijn leven.
U groeide op in Boom, een dorp in Vlaanderen. Hoe was dat?
“Heel gewoon, in de jaren ’60 en ’70. Als je opgroeit, besef je niet heel goed waar dat dat is. Maar het was een fijne jeugd, ik moest voor het donker thuis zijn en voor de rest was ik zo vrij als een vogeltje. En vanaf het moment dat ik mijn labootje had in onze kelder, vanaf mijn dertiende, heb ik mij echt geen minuut meer verveeld.”
Indrukwekkend. Hoe kwam u daaraan?
“Vroeger hadden apotheken nog labmaterialen, zoals erlenmeyers en chemicaliën. Toen ik opgroeide deden ze daar niks meer mee, dus dat ging ik bij ze schooien. Met die materialen maakte ik kopersulfaatkristallen [grote, helderblauwe kristallen, red.], destilleerde ik koffie – je krijgt dan een kleurloze vloeistof die geweldig naar koffie ruikt – en probeerde ik buskruit te maken, want ja, je bent veertien jaar en je hebt de formule. Maar het echt leuke begon toen ik een microscoop had, er ging een heel nieuwe wereld voor mij open. Het was ook vrij vroeg duidelijk dat dat was wat ik graag deed. Een heel geruststellende gedachte, want ik heb me nooit hoeven afvragen wat ik later wilde worden.”
‘Ik haat het wanneer mensen zeggen: we moeten het van beide kanten bekijken’
Tijdens de uitreiking van uw eredoctoraat waren uw ouders erbij. Wat voor waarden gaven zij u tijdens de opvoeding mee?
“Mijn vader was onderwijzer, dus onderwijs was altijd heel belangrijk. Ik was de eerste van de familie die naar de universiteit ging, het was best wel spannend om te kijken of dat zou lukken. Aan de andere kant was mijn grootvader metaalarbeider in een fabriek. Die vond het heel belangrijk om normaal te doen, en niet te denken dat naar de universiteit gaan je beter maakt dan anderen. Dat vind ik ook belangrijk.
“Daarnaast is mij van beide kanten een grondige hekel aan onrecht ingepeperd. Maar ook met het idee: je moet er altijd iets aan doen. Gewoon noteren dat het onrecht is, is niet genoeg. Ik haat het wanneer mensen zeggen: we moeten het van beide kanten bekijken. Daar zit natuurlijk waarheid in, maar onzin is onzin. Ik vind dat iedereen evenveel waard is, maar niet elke mening of bewering is even waar. Vroeger was dat normaal, maar de laatste jaren boet dat in aan vanzelfsprekendheid. Feiten en meningen zijn verschillende dingen. Het is niet omdat jij denkt dat de aarde plat is, dat dat dan plots een feit is. Nee, je hebt gewoon een verkeerd idee.”
In februari krijgt u nog een eredoctoraat, bij de Universiteit Leiden. Heeft uw ‘Nederlandse’ directheid iets te maken met deze twee eredoctoraten?
“Dat is mogelijk. Maar een van de redenen dat ik begon met mij uit te spreken tegen Willem Engel is dat ik vond dat de Nederlandse media en politiek hem met wel héél fluwelen handschoentjes aanpakten. Plots dreigde hij een gesprekspartner te worden, terwijl wat hij zei gewoon nonsens was.”
In 2021 sleept Willem Engel Marc van Ranst tot twee keer toe voor de Belgische rechter wegens smaad en laster. Bij de rechtszaak in september spreekt de rechtbank in Mechelen zich niet uit over de klacht van Engel, omdat die volgens de rechter niet in die rechtszaal thuishoort. In december 2021 probeert Engel het tevergeefs nog een keer: Van Ranst wordt vrijgesproken en Engel moet een schadevergoeding van 4000 euro aan de viroloog betalen. In beide zaken verdedigt Van Ranst zichzelf.
Er was meer tegengas nodig?
“Die man begon in talkshows uitgenodigd te worden, als een alternatieve stem. Terwijl er een heleboel deftige alternatieve stemmen zijn die waard zijn om gehoord te worden, maar dit was er eentje die dat niet was.
“Het is gevaarlijk om zulke mensen uit te nodigen, want aan het eind van de uitzending krijgt de argeloze kijker het idee dat de waarheid wel ergens in het midden zal liggen. Terwijl dat absoluut niet het geval is als je aan de ene kant een hoogleraar met dertig jaar ervaring hebt en aan de andere kant iemand die twintig minuutjes met twee duimen en een mobieltje op Google iets opgezocht heeft. Die kan tot een andere conclusie zijn gekomen, maar het heeft geen enkele waarde wanneer dat complete onzin is.”
Terug naar uw twee eredoctoraten, wat betekenen die voor u?
“Ten eerste besef ik heel goed dat het zeldzaam is, en dan zeker bij de VU. Deze universiteit geeft meestal een eredoctoraat bij de dies en af en toe een bij de opening van het academisch jaar. Ik heb ook het lijstje bekeken van eerdere eredoctors: ik ben de tweede viroloog na Jaap Goudsmit en ik ben de tweede Belg na Herman Van Rompuy, oud-voorzitter van de Europese Raad. Toen ik 10 jaar was, kreeg mijn mensenrechtenheld Dom Helder Camara een eredoctoraat en in mijn geboortejaar kreeg Martin Luther King er een. Ik ben niet alleen heel dankbaar, maar ook zeer ontroerd en uiterst nederig om in dat lijstje te mogen staan.”
Was u verrast dat u er twee krijgt?
“Ik hoorde het op dezelfde dag, dus ik dacht eerst dat de universiteiten dat met elkaar hadden afgesproken. Dat bleek niet zo te zijn, maar dat was wel bijzonder.”
Uw vriendin Ruth Tachezy zegt dat u vroeger een beetje verliefd op risico was. Is dat nog steeds zo?
“Absoluut, ik ga nog graag bergbeklimmen. De hoogste berg was de Aconcagua in Zuid-Amerika, met een hoogte van 6.961 meter. Ik heb er ook vrede mee dat dat het hoogste punt zal blijven. Maar als ik ergens ben, dan probeer ik vaak een interessante berg erbij te doen.”
Wat maakt risico’s nemen zo leuk?
“Toen men aan George Mallory vroeg waarom hij – als eerste ter wereld – de Mount Everest wilde beklimmen, antwoordde hij heel laconiek: Omdat die er is. Ik kan er eigenlijk geen beter antwoord op geven. Het is een bijzonder nutteloze bezigheid, een berg beklimmen. Die berg gaat er altijd zijn en de wereld is niet veranderd wanneer je die berg afkomt. Maar het is wel heel rustgevend en eenvoudig.”
Perfect om het hoofd leeg te maken?
“Voor ik op zo’n expeditie ga, schrijf ik al mijn wachtwoorden op. Als ik veel dagen weg ben, en de ervaring is heel intens, dan vergeet ik die namelijk allemaal. De pincode van mijn kaart bijvoorbeeld, die weet ik dan echt niet meer. Maar dat is waarschijnlijk een goede zaak, dat je harde schijf een soort van gewist is. Tja, hoe zei Cruijff dat ook alweer, elk nadeel heeft z’n voordeel?”
U houdt ook van fotografie, las ik.
“Daar ben ik een jaar of 10-15 mee bezig. Ik heb er eigenlijk nooit iets mee gedaan, tot mijn zoontje zei dat ik eens wat op Facebook moest zetten. Dan krijg ik vast weer van die ellendige commentaren, dacht ik nog. Maar eigenlijk waren de commentaren heel vriendelijk en vond men de foto’s mooi, dat is wel apart. De krant had dat ook onmiddellijk opgepikt en er een paar kunstkenners hun mening over laten geven, en heel verwonderlijk waren die ook positief.”
U kreeg onverwachte lof?
“Ja, maar ik ben er ook heel nuchter in: sommige mensen zeggen dat ze het mooi vinden omdat ze Marc van Ranst kennen.”
Duizendpoot, detail – Marc van Ranst (via Facebook)
Stel, u moest een ander beroep dan viroloog kiezen, zou dat dan fotograaf zijn?
“Dat zou kunnen, maar het is niet aan vele fotografen gegeven om er hun geld mee te verdienen, dan moet je heel goed zijn. Realistischer – en iets waar ik heel blij mee zou zijn – is lesgeven op een kleuterschool. Dat vind ik fantastisch. Maar het is mijn grote droom om salsaleraar te zijn. Dat lijkt mij geweldig, alleen heb ik totaal geen gevoel voor ritme. Maar in het diepst van mijn gedachten zou ik dat graag kunnen. Wie weet, sprookjes bestaan.”
Heeft u nog een andere manieren om uw hoofd leeg te maken?
“Postzegels verzamelen. Dat was vroeger een heel gewone hobby, die nu zowat esoterisch aan het worden is. Voor het hoofd leeg te maken vind ik dat wel heel mooi, ik kan er uren mee bezig zitten. Waar ik kan, ga ik naar postzegelbeurzen. Dat is een heel aparte ervaring, want met mijn 57 jaar ben ik vaak de jongste.”
Hoe beslist u of u een postzegel wilt hebben?
“Ik ben daar niet maniakaal in, terwijl er mensen zijn die absoluut reeksen volledig willen hebben. Sommige postzegels in reeksen zijn pokkeduur. Ik kan er perfect mee leven om die dan niet te hebben, dan heb ik wel plezier met al die andere. Af en toe neem je een verzameling van iemand over, dat is heel bijzonder om daar – met veel respect – mee bezig te zijn. En dan besef je ook heel acuut dat je een schakeltje bent in een hele lange ketting, waar je dingen probeert te bewaren voor verdere generaties. Het is ook tijdelijk, uiteindelijk gaat iemand anders met jouw verzameling aan de slag. Dat is een heel geruststellende gedachte, want de gedachte dat mijn verzameling weggegooid zou worden is ondragelijk.”
Tijdens zijn bedankspeech waarschuwt Van Ranst voor een dreigende duisternis, nu het respect voor academische kennis bij veel mensen weg is, wetenschappers steeds vaker onder vuur liggen en ze online en fysiek bedreigd worden. Hij spoort studenten en collega-wetenschappers daarom aan om “moedig de blijde wetenschappelijk boodschap te communiceren”. Want, zo stelt hij, “de wetenschap heeft te weinig spreekbuizen en krijgt tegenstand van een luide minderheid. Maar we hebben jullie nodig, jullie zijn de cavalerie om de bedreiging van de wetenschap te kunnen weerstaan.”