Bij het vak gespreksvaardigheden kunnen eerste- en tweedejaarsstudenten pedagogische wetenschappen al praktische ervaring opdoen. In plaats van dat ze op elkaar oefenen in een soort toneelstukje krijgen de studenten nu de kans om hun gespreksvaardigheden te oefenen in gesprek met een ouder van een kind met een handicap.
Het idee daarvoor ontstond in een gesprek van opleidingsdirecteuren Agnes Willemen en Mariëtte Huizinga met Anne de la Croix, die promoveerde op het gebied van gespreksvaardigheden en zelf een zoon heeft met een meervoudige handicap. De opleidingsdirectie van pedagogische wetenschappen vroeg haar hoe ze het vak minder theoretisch konden maken. En hoewel haar voorstel om ouders bij de colleges te betrekken eerst met twijfel werd ontvangen – zij zouden het immers al druk genoeg hebben – reageerden ouders juist enthousiast op een oproepje in een Facebook-groep van ouders met gehandicapte kinderen.
“Het geluid vanuit hen was dat hulpverleners meer begrip moesten krijgen voor hoe het voor de ouder is. Als moeder heb ik zelf ook weleens het gevoel gehad dat hulpverleners vooral geïnteresseerd zijn in de casus van mijn kind, maar niet stilstaan bij het feit dat er een gezin voor ze zit. Als ouder maak je een soort rouwproces door wanneer je een kind krijgt met wie iets aan de hand is”, aldus De la Croix.
Leerzamer dan reflectieverslag
En dus verzamelde De la Croix voor de studenten vijf ouders met wie ze hun gespreksvaardigheden konden oefenen. De ouders leverden een A4’tje aan met informatie over hun gezin, zodat de studenten zich konden voorbereiden. Elke week oefenden ze met een nieuw onderdeel van zo’n gesprek, zoals hoe je je professioneel voorstelt aan de ouder.
Samen bedachten ze dan vragen die ze uiteindelijk één voor één in het gesprek met de ouder stelden. Zo vroegen ze naar de invloed van het hebben van een kind met een handicap op eventuele andere kinderen in het gezin, maar ook naar praktische zaken als het dagritme in een opvang. Eén student gooide uiteindelijk alle plannen overboord en vroeg aan de betreffende ouder hoe het met haar ging.
‘Daarna hebben ze nog lang nagepraat over waarom het zo ongemakkelijk voelt als iemand huilt, en wat je dan moet doen’
Coördinator van het vak Jody Huijgens beaamt dat studenten per ongeluk soms vragen stelden die de ouder raakten. “Ouders konden dan geëmotioneerd raken, en de studenten schrokken daarvan. Maar die ouders vonden het juist mooi om te merken dat de studenten zo betrokken waren bij hun verhaal.” De la Croix: “Daarna hebben de studenten nog drie kwartier nagepraat over waarom het zo erg voelt als iemand huilt, wat je dan moet doen, waarom we ons daar ongemakkelijk bij voelen. Daar leer je veel meer van dan van een reflectieverslag schrijven.”
Niet vastklampen aan protocollen
Die persoonlijke benadering willen ze graag bij hun studenten aansporen, aldus tutor van het vak Friederike Ertmer. Ze doet onder leiding van De la Croix, Willemen en Carlo Schuengel onderzoek naar ouderparticipatie, en zoekt samen met studenten en ouders naar manieren om uitwisseling tussen studenten en clïenten te bevorderen. “Empathie en begrip zijn van grote meerwaarde in zo’n gesprek met een ouder, het zijn dingen die je niet uit een boek kunt leren. Je moet je niet altijd vastklampen aan protocollen, maar kunnen aanvoelen wat op een bepaald moment wenselijk is. Als pedagoog werk je constant met cliënten, maar studenten komen pas tijdens een stage of na het afstuderen in contact met hen. Ze hebben tijdens de studie eigenlijk geen idee hoe hun werk eruit gaat zien.”
‘Dit is de eerste praktijkervaring van de studie, dat vind ik eigenlijk best schrikbarend’
Tweedejaarsstudent Madelief Jenkyns, die het vak afgelopen januari volgde, is dan ook blij dat ze deze ervaring heeft gehad. “Dit is de eerste praktijkervaring van de studie, dat vind ik eigenlijk best schrikbarend.” Hoewel het ook wel een beetje spannend was, leerde ze veel van het luisteren naar hoe de andere studenten het gesprek voerden met de ouder. In groepjes van zo’n vijf studenten kreeg ieder tien minuten om vragen te stellen met eventuele vervolgvragen. Tutor Ertmer zat er dan bij om het gesprek waar nodig te modereren. “We kregen echt de kans om de ouder uit te horen”, aldus Jenkyns.
Onbevangen vragen
En dat leverde bijzondere gesprekken op, zegt een van de betrokken ouders Paul van den Bos. Hij wilde graag meedoen aan het vak omdat hij denkt dat er wat te winnen valt voor de studie. “In de jaren tachtig studeerde ik ook pedagogiek. Het bleef allemaal erg theoretisch en academisch, daar ben ik wel wat in tekortgekomen. Ik kijk soms met jaloezie naar pedagogen met een hbo-achtergrond. Aan de universiteit wordt je hoofd volgestopt met schema’s en theorieën. In een gesprek moet je dat opzij kunnen zetten. Jij hebt er misschien voor gestudeerd, maar ouders kennen hun kind eigenlijk beter. Dat maakt hen ook een soort expert. In zo’n gesprek moet je op de kracht van de ouder kunnen aansluiten.”
‘Aan de universiteit wordt je hoofd volgestopt met schema’s en theorieën. In een gesprek moet je dat opzij kunnen zetten’
Van den Bos merkte dat de studenten in het begin nog wat aarzelden en zich moeilijk konden voorstellen hoe het leven met een zoon met syndroom van Down zou zijn. “Ik kreeg het idee dat ze dachten: dat moet wel heel erg zijn. Ze leken voorbereid om met een somber persoon het gesprek aan te gaan, maar dat ben ik helemaal niet. Het is gewoon een kind als alle anderen, het is ook een verrijking voor je leven, en interessant, je kunt het ook met humor benaderen. Toen ik ze dat vertelde, werd de sfeer wat losser. Een student vroeg me bijvoorbeeld wat de situatie van mijn zoon betekende voor de relatie met mijn partner. Ze hadden een bepaalde onbevangenheid in hun vraagstelling en toonden echt interesse.”
Bij het vak gezin, opvoeding & hulpverlening werken ze met ouders van kinderen met een beperking die zelf ook pedagogiek hebben gestudeerd. De opleidingsdirectie pedagogische wetenschappen is bezig met een inventarisatie van het curriculum om in kaart te brengen waar in de opleiding nog meer kansen liggen voor cliënt- of naastenparticipatie.
Anne de la Croix: “Het meenemen van cliëntervaringen gebeurt nu vooral incidenteel, maar het zou mooi zijn als dat structureel kon gebeuren.”
Emotioneel gat dichten
Op gesprekstechnieken als parafraseren en samenvatten werden de studenten overigens niet hard afgerekend. Coördinator van het vak Huijgens: “Dat is juist wat ze bij dit vak nog leren. We beoordeelden de studenten vooral op hun zogenoemde aandachtgevend gedrag. Of ze de ouder in de ogen aankijken, is via Zoom moeilijk te zien. Maar je kunt wel knikken terwijl de ouder praat, en niet wegkijken.”
Naast het dichten van een emotioneel gat tussen hulpverlener en cliënt helpt het naar voren halen van praktijkervaringen volgens tutor Ertmer de studenten ook om eerder te weten of het vak van pedagoog überhaupt iets voor hen is.