Minister Van Engelshoven is gevoelig voor het argument dat het onderzoek te afhankelijk is geworden van financiering door NWO. Ze laat uitzoeken of de competitie tussen wetenschappers te ver is doorgeschoten.
De minister zei dit vanmiddag tijdens een debat dat protestbeweging WOinActie had georganiseerd tijdens de landelijke actieweek in het onderwijs. De actievoerende wetenschappers wezen haar op de ‘hypercompetitie’ tussen wetenschappers om schaarse onderzoeksbeurzen.
“Iedereen moet naar NWO omdat de onderzoeksbekostiging van universiteiten te klein is”, zei de Utrechtse wetenschapper Ingrid Robeyns. Ze pleitte ervoor om de 100 miljoen euro terug te halen die voormalig minister Plasterk in 2007 overhevelde van de eerste geldstroom (ongeoormerkt geld voor de universiteiten) naar de tweede (NWO).
Balans
Van Engelshoven benadrukte dat de Nederlandse wetenschap het internationaal heel goed doet, maar dat ze wel graag wil weten of de eerste en tweede geldstroom nog in balans zijn. “Zijn we niet te ver doorgeschoten met de competitie?” De commissie Van Rijn, die nagaat op welke punten de financiering van het hoger onderwijs en onderzoek kan worden verbeterd, zoekt het voor haar uit.
Of er geld bij moet voor de wetenschap is wat de minister betreft een vraag die pas later aan de orde komt. “Ik heb getekend voor dit regeerakkoord en wil eerst kijken wat er binnen de huidige financiële kaders beter kan. Er liggen namelijk ook nog wel wat andere wensen op het bord van het kabinet en die tellen tot vele miljarden op.”
En verwijzend naar de Kamermotie die deze week is aangenomen: “We gaan daarnaast ook kijken of de begroting van het hoger onderwijs toereikend is voor de doelen die we beogen. Pas dan kunnen we besluiten of er geld bij moet.” Robeyns had daar begrip voor, maar zei ook: “Het mag alleen niet jarenlang duren, want het water staat tot hier.”
Basisbeurs
Een student in het publiek maakte van de gelegenheid gebruik om de minister te vragen waar de extra onderwijsinvesteringen blijven die beloofd zijn bij het afschaffen van de basisbeurs. “Ik zie docenten nog steeds keihard werken en de stress onder studenten alleen maar toenemen.” Van Engelshoven verwees door naar de instellingen, die samen met de medezeggenschap verantwoordelijk zijn voor de goede besteding van dat geld. Het ministerie controleert alleen of het geld ook echt gebruikt wordt voor de verbetering van het onderwijs.
Een Leids mr-lid klaagde dat de begrotingen van zijn universiteit nauwelijks te begrijpen zijn. “Ik probeer het wel te snappen, maar het lukt niet.” De verschillende geldstromen zijn inderdaad ingewikkeld, erkende Van Engelshoven. “Dat moet transparanter, maar de instellingen moeten zelf ook duidelijker zijn over hoe ze het geld verdelen.” Ze deed een praktische suggestie: “Je bent er nog altijd zelf bij: als je iets niet snapt, dan stem je er toch niet mee in?”