Vrouwen zijn anders dan mannen. Zij kunnen zwanger worden, kinderen baren en nakomelingen zogen. Dat is een evolutionair hoogstandje waaraan de zoogdierenlijn lang heeft gewerkt. Die ingewikkelde rol in de voortplanting vergt aanpassingen aan hormonen, afweersysteem, spieren, hersenen. Toch worden vrouwen door medici nog vaak als kleine mannen behandeld, wat de diagnostiek vertraagt, behandeling bemoeilijkt en meer bijwerkingen en chronische klachten oplevert.
Dat moet beter. De geneeskunde moet haar huiswerk doen, want vrouwen eisen een behandeling op maat, die in kwaliteit niet onderdoet voor die van mannen. We maken spectaculaire stappen in de medische wereld, met mechanische hulpharten en genetisch gemodificeerde T-cellen, maar als er een vrouw bij de dokter komt, hebben we geen passend plan.
Traditioneel stond de man als proefpersoon geboekt. Begin jaren zeventig werd de mannelijke dominantie in het geneesmiddelenonderzoek in regels gevat, nadat de wereld werd opgeschrikt door duizenden geboortes van kinderen met ernstige afwijkingen. De meeste moeders hadden tijdens de zwangerschap het nieuwe medicijn Softenon (thalidomide) gebruikt. Wat volgde was een periode, zo’n 16 jaar, van medicijnonderzoek met vrijwel uitsluitend mannelijke deelnemers. In die periode zijn vele duizenden nieuwe middelen op de markt gekomen, die we ook nu nog gebruiken in allerlei medische specialisaties, voor mannen én vrouwen.
Meestal krijgen vrouwen daarvan dezelfde dosis voorgeschreven als mannen. Is dat wel in de haak? Voor sommige middelen kunnen we die vraag inmiddels met ja beantwoorden. En voor een aantal middelen luidt het antwoord nee. En het ergste: van veruit de meeste middelen weten we het antwoord niet.
Hoe effectief een medicijn is, hoeveel bijwerkingen het veroorzaakt, hangt af van de manier waarop het in het lichaam wordt opgenomen, zich verdeelt over vet of vochtvolume, wordt afgebroken in de lever en uitgescheiden in de nieren. Die processen zijn voor mannen en vrouwen niet hetzelfde. Mannen hebben gemiddeld een groter vochtvolume (bloed). Vrouwen hebben meer vet. De lever en de nieren van mannen zijn groter, en er gaat meer bloed doorheen. Medicijnen worden door mannen gemiddeld eerder afgebroken en uitgescheiden.
Dan zijn er nog de hormonen die verschillen. Bij vrouwen in de vruchtbare leeftijd wordt gemiddeld vier tot vijf maal meer oestrogeen aangemaakt dan bij mannen. Dat hormoon kan sommige leverenzymen remmen, anderen juist versnellen. Dat betekent dat de afbraak van zulke medicijnen bij vrouwen anders kan zijn dan bij mannen, maar ook dat na de menopauze, wanneer de oestrogeenproductie nagenoeg stilvalt, de afbraak van sommige medicijnen anders zal zijn dan daarvoor. Zelfs de menstruatiecyclus kan invloed hebben op de afbraak van medicijnen. Voor welke medicijnen dat geldt, en hoe groot veranderingen door menstruatiecyclus en menopauze zijn? We weten het antwoord simpelweg niet. Wat we wel weten is dat vrouwen grofweg tweemaal vaker bijwerkingen ervaren dan mannen. We weten ook dat die bijwerkingen vaker optreden bij geneesmiddelen die bij vrouwen anders afgebroken en uitgescheiden worden dan bij mannen. Ondertussen zit de wachtkamer vol patiënten, ruim de helft vrouwen, van wie drie kwart postmenopauzaal. De geneeskunde moet haar huiswerk doen, en vlug, want vrouwen nemen geen genoegen met kleinemannenzorg.
Dat na miljoenen jaren evolutie mannen en vrouwen wezenlijk van elkaar verschillen kan voor niemand een verrassing zijn. Het gevolg ervan is dat mannen en vrouwen verschillende voorkeuren hebben en dus ook verschillende keuzes maken. Bij technische studies zijn mannen stevig in de meerderheid en bij b.v. psychologie geldt dat voor vrouwen. Laten we deze verschillen accepteren als een vorm van diversiteit en stoppen met geforceerde en kansloze pogingen om de boel gelijk te trekken.