Bij de aanvraag van het experiment met promotiestudenten zou de Rijksuniversiteit Groningen lak hebben aan de regels die daarvoor gelden, met alle risico’s van dien. De RUG ontkent de beschuldigingen van het Promovendi Netwerk Nederland.
Dit voorjaar ging er een omstreden experiment van start waarin universiteiten promovendi niet langer als werknemers maar als studenten mogen beschouwen. Ze kosten dan minder, omdat ze een studiebeurs krijgen in plaats van een salaris.
Het animo onder universiteiten is gering. Alleen de Rijksuniversiteit Groningen is enthousiast en doet volop mee met 850 promotiestudenten. Maar volgens het Promovendi Netwerk Nederland, verklaard tegenstander van het experiment, hield de RUG zich daarbij niet aan de regels van het ministerie van Onderwijs. Het PNN leidt dit af uit interne documenten die het van de RUG kreeg na een beroep op de Wet openbaarheid van bestuur.
Geen financiële reservering
Een van de belangrijkste bezwaren van het PNN is dat de RUG geen financiële reservering zou hebben gemaakt voor het geval dat het experiment gestaakt wordt. Universiteiten zijn volgens de regels van het experiment verplicht hun promotiestudenten dan in dienst te nemen en daar geld voor opzij te zetten.
In een vertrouwelijk memo aan het college van bestuur van de RUG staat dat de kans dat het experiment tussentijds gestaakt wordt “nihil” is. Mocht het desondanks toch gebeuren, dan zal er een uitloopregeling worden getroffen. “Met deze inschatting zal een accountant vermoedelijk echter geen genoegen nemen.” De reservering die moet worden gedaan om een dergelijke situatie het hoofd te kunnen bieden is “buitenproportioneel hoog”. De kosten worden geschat op twintig miljoen euro. Het bestuur krijgt daarom het advies om met het ministerie af te spreken “dat lopende promotietrajecten met de bursaalstatus afgerond kunnen worden”. Het is niet bekend of het ministerie daarmee akkoord is gegaan.
Soepel
De RUG zou zich volgens het PNN evenmin houden aan de eis dat het merendeel van de promotiestudenten in de eerste drie jaren van het experiment (2016-2018) moet instromen. In haar aanvraag bij het ministerie stelt de RUG namelijk dat er, afhankelijk van de eerdere instroom, in 2019 en 2020 telkens honderd tot 250 extra promotiestudenten zullen worden toegelaten. Als reden geeft de RUG dat ze “een soepele overgang” wil kunnen realiseren naar mogelijke wetgeving die volgt op het experiment.
Maar PNN-voorzitter Rolf van Wegberg benadrukt dat het experiment bedoeld is om te kunnen beoordelen hoe drie cohorten promotiestudenten het er vanaf gebracht hebben. Daarom geldt de eis dat het merendeel van hen vóór 2019 begonnen moet zijn. “Als zoveel Groningse promovendi pas daarna van start mogen, kan pas veel later beoordeeld worden wat het effect is van hun studentstatus. Dat maakt het voor de politiek straks moeilijker om het experiment te staken. De RUG stuurt daar willens en wetens op aan.”
Niet akkoord
Ook zou de RUG de universiteitsraad en de faculteitsraden laat hebben geïnformeerd. Volgens het PNN zijn de faculteitsraden pas een week voor de deadline geraadpleegd over het nieuw opgestelde Onderwijs- en examen reglement (OER), maar is een aantal belangrijke vragen over onder meer de fiscale status van de promotiestudenten niet beantwoord. Vier maanden na de deadline zou een aantal faculteitsraden nog altijd niet akkoord zijn met de nieuwe tekst van het OER.
In een schriftelijke reactie stelt de RUG dat ze zich wel degelijk aan de regels van het experiment houdt en dat het PNN de feiten onjuist weergeeft. De universiteitsraad heeft het voorstel unaniem goedgekeurd en alle faculteitsraden zijn geïnformeerd voordat het bij het ministerie is ingediend en daar “ongewijzigd is geaccordeerd”. “Uiteraard volgen wij wat we met OCW hebben afgesproken.” En mocht het experiment met de beurspromovendi eerder worden beëindigd, dan garandeert de RUG dat alle lopende promotietrajecten kunnen worden afgerond.
Onomkeerbaar
PNN-voorzitter Van Wegberg juicht dat laatste toe, maar vraagt zich af waarom de RUG daarvoor dan geen reservering op de begroting maakt. Verder klopt het volgens hem dat de faculteitsraden geïnformeerd zijn, maar niet dat ze geen instemmingsrecht over het voorstel hebben. “Als het OER wordt aangepast, en dat was nodig voor dit experiment, dan hebben de faculteitsraden vanzelfsprekend instemmingsrecht. En zoals gezegd is een aantal raden het nog altijd oneens met de aanpassing.”
Hij roept minister Bussemaker op om zo snel mogelijk een einde te maken aan het experiment voordat er onomkeerbare negatieve gevolgen ontstaan voor promovendi in Groningen.
Naïef
PvdA kamerlid Mei Li Vos gaat vragen stellen aan het ministerie. “Als de RUG denkt dat de kans dat het experiment gestaakt wordt nihil is, dan is men daar rijkelijk naïef. De VVD is groot voorstander van studentpromovendi, maar wij zijn veel minder enthousiast. Daarom hebben we alleen ingestemd met een experiment. Mocht inderdaad blijken dat de RUG zich niet aan de gestelde eisen houdt, dan heeft dat wat mij betreft consequenties.”
In een schriftelijke reactie stelt het ministerie dat de RUG toestemming heeft gekregen om mee te doen met 850 promotiestudenten. “Het merendeel van hen moet in de periode 2016 tot en met 2018 instromen. Dat is het geval want de RUG heeft aangegeven dat aan het eind van 2018 tussen de 450 tot 500 promotiestudenten zijn ingestroomd. Het resterende aantal mag over 2019 en 2020 gelijkelijk verdeeld instromen.” Het ministerie zal erop toezien dat deze afspraken worden nagekomen.
Ook houdt de RUG zich volgens het ministerie aan de afspraak dat promotiestudenten hun onderzoek als werknemer mogen afronden als het experiment al dan niet voortijdig stopt. “De RUG kan daar niet van afwijken.”