Er zaten in de Tweede Wereldoorlog veel studenten in het verzet: ze staakten, hielpen onderduikers of voerden zelfs liquidaties uit. Maar de keuze om in verzet te gaan, was niet vanzelfsprekend, vertelt historicus Jeroen Kemperman.
Na de Tweede Wereldoorlog kwamen er veel heroïsche verhalen naar boven over het studentenverzet, schrijft onderzoeker Jeroen Kemperman in zijn nieuwe boek Oorlog in de collegebanken. En studenten waren inderdaad bij veel verzetsactiviteiten betrokken.
Het begon in het najaar van 1940, toen de Duitsers zich met het hoger onderwijs gingen bemoeien en anti-Joodse maatregelen afkondigden. Toen hield de Leidse hoogleraar Cleveringa zijn beroemde toespraak tegen het ontslag van zijn Joodse collega’s. In Delft en Leiden braken openlijke studentenstakingen uit: ze gingen niet naar college.
Niet meer te stoppen
Waarom gingen de studenten in andere steden niet staken? Het was vaak een dubbeltje op zijn kant, vertelt Kemperman. “Achteraf zei een van de Delftse stakers bijvoorbeeld: wij hadden het geluk dat de beslissing snel werd genomen, want toen viel het niet meer te stoppen. In bijvoorbeeld Amsterdam werd het bericht over het uitsluiten van Joodse wetenschappers wat later ontvangen. Toen konden ze gaan nadenken, piekeren, overleggen, wat zullen de Duitsers doen? En dat is niet bevorderlijk voor de slagkracht.”
Het staat allemaal in zijn boek, waarin Kemperman beschrijft hoe steeds meer studenten in verzet kwamen. Sommigen brachten illegale bladen uit, anderen zaten in spionagegroepen of hielpen onderduikers. Weer anderen grepen naar de wapens en pleegden liquidaties. Bekende verzetshelden zoals Hannie Schaft (‘het meisje met het rode haar’) en Erik Hazelhoff Roelfzema (soldaat van Oranje) waren ook student. En het verzetswerk was gevaarlijk: meer dan vierhonderd studenten verloren in de oorlog het leven.
Balorigheid
Kemperman, werkzaam bij het Nederlands Instituut voor de Oorlogsdocumentatie (NIOD), kijkt in zijn boek in vogelperspectief naar studenten in het verzet. Hij stipt allerlei verhalen aan van universiteiten en (toenmalige) hogescholen en schetst zo een beeld van de dilemma’s waar studenten voor stonden.
Niets menselijks blijkt studenten vreemd. Het was lang niet altijd een weloverwogen keuze om in verzet te komen. Soms was er gewoon sprake van balorigheid, als ze bijvoorbeeld ruzie maakten met een Duitse soldaat in de kroeg. Zeker in het begin van de oorlog wisten ze niet hoe hard de bezetter zou reageren en overzagen ze de gevolgen niet. Hoogleraren probeerden hun bravoure vaak te sussen. “Voor anderen daarentegen was het plegen van verzet een vorm van zelfvervulling, een activiteit die hun leven betekenis gaf.”
Loyaliteitsverklaring
In 1943 eisten de Duitsers dat studenten een loyaliteitsverklaring zouden tekenen, anders mochten ze niet blijven studeren. De overgrote meerderheid van de studenten weigerde, maar dat was lang niet altijd een principiële zaak: sociale druk speelde een grote rol, met name binnen de studentenverenigingen.
“Niemand wist hoe de weigering uit zou pakken”, vertelt Kemperman. “Voor veel studenten was het deels een praktische afweging: mijn ouders hebben voor mijn studie betaald, hoe moet het straks als ik niet afstudeer? Daarom kwamen er ‘omkletsploegen’ die twijfelaars over de streep moesten trekken.”
Massaal geweigerd
De activisten onder de studenten maakten er een strikt principiële zaak van en dat begrijpt Kemperman wel, zegt hij. “Als je in de oorlog zit, kun je niet zeggen: het ligt genuanceerd. Dan kom je nergens. Dan moet je druk zetten.”
En dat lukte, al tekenden in de ene stad meer studenten de loyaliteitsverklaring dan in de andere. Bij de Technische Hogeschool Delft zette bijvoorbeeld een kwart van de studenten de handtekening, terwijl in bijvoorbeeld Tilburg en Nijmegen vrijwel niemand dat deed. “Maar van een afstandje bekeken moet je toch zeggen: de studenten hebben massaal geweigerd.”
Arme studenten
Toch heeft Kemperman ook begrip voor – vaak armere – studenten die de verklaring wel hebben getekend. “Die studenten dachten misschien dat ze maar één kans kregen om te studeren en ze wisten ook niet hoe lang die oorlog nog ging duren. Dat waren ook studenten die niet bij een vereniging aangesloten waren, want daar moest je contributie voor betalen. Ze voelden dus ook minder sociale druk.”
Is er na de oorlog te hard over deze studenten geoordeeld? “Misschien, maar er waren ook studenten die niet tekenden en daarom in Duitsland moesten werken, of moesten onderduiken. Zij hadden na de oorlog natuurlijk wrok in hun lijf tegenover de tekenaars. Die mochten er in elk geval geen voordeel van hebben dat ze in de oorlog gewoon waren blijven studeren.”
Kapotte dijken
De hoogleraren waren na de oorlog meestal wat genuanceerder, zegt Kemperman. “Zij wilden de studenten die getekend hadden niet uitsluiten, maar insluiten. Het was de tijd van de wederopbouw, ingenieurs moesten de kapotte dijken en huizen repareren. En er waren ook wel studenten die er met meer coulance naar keken.”
In het algemeen – “Dat geldt voor alle uitspraken die ik doe: er zijn allerlei uitzonderingen” – kun je zeggen dat hoogleraren al in de oorlog terughoudender waren dan studenten. “Als ongebonden jongere kun je het je veroorloven om feller en ongenuanceerder te zijn. De hoogleraren hadden de verantwoordelijkheid voor peperdure laboratoria en hele bibliotheken. Zij zagen soms hun levenswerk bedreigd.”
Verraad in het spel
Waren er eigenlijk ook verraders onder de studenten, die verzetsgroepen bij de Duitsers aangaven? “Daar ben ik nauwelijks iets over tegengekomen”, zegt Kemperman. “Er waren wel studenten lid van NSB, maar die waren vrij zichtbaar, zeker in de eerste jaren. Er was weinig contact tussen ene en andere groep. Maar ja, in veel gevallen is niet bekend of er bij het oprollen van een verzetsgroep verraad in het spel was, en zo ja: wie dan de verrader was.”
Bij de presentatie van het boek was er vorige week een debat over studenten en verzet, tijdens de oorlog en nu. Kun je zo’n verband met het hedendaagse studentenprotest wel leggen? Dat is heel lastig, meent Kemperman: “Ik ben zelf van de school die zegt: er zijn altijd overeenkomsten, maar vooral ook enorme verschillen.”
Op de foto staat onder anderen Norbert Schmelzer, vooraan in de tweede rij in het midden. Tijdens de oorlog was Schmelzer voorzitter van de Raad van Negen binnen het Nederlands studentenverzet tegen de Duitse bezetter.