Er valt wel te sleutelen aan de plannen voor een nieuwe basisbeurs, als het maar niet meer dan een miljard euro per jaar gaat kosten. Dat is het antwoord van minister Dijkgraaf op vragen van de Tweede Kamer.
De Tweede Kamer stuurde de minister een waslijst van vragen. Het waren ‘feitelijke vragen’, zonder de namen van fracties erbij. De bedoeling is om beter geïnformeerd het debat te kunnen voeren.
Dat debat is maandag. Dan zullen de fracties laten weten hoe ze denken over de bedragen die het kabinet heeft gekozen voor de basisbeurs en aanvullende beurs. En ook wat ze vinden van de tegemoetkoming aan studenten uit het leenstelsel.
Steeds weer legt Dijkgraaf de overweging uit voor de bedragen die hij heeft gekozen. De voornaamste beperking is het totaalbedrag dat in het regeerakkoord is afgesproken: één miljard euro per jaar.
Studenten lopen basisbeurs mis
Neem de komende lichting studenten, die dus een jaar basisbeurs gaat mislopen. Kun je hen niet met terugwerkende kracht de basisbeurs toekennen? Dat zou in principe kunnen, erkent Dijkgraaf, maar dat kost wat. “Door terugwerkende kracht toe te passen zal de nieuwe basisbeurs voor alle studenten lager uitvallen.”
Iets soortgelijks geldt voor de aanvullende beurs (maximaal 419 euro per maand). Studenten krijgen die (helemaal of deels) als hun ouders minder dan 53.900 euro per jaar verdienen. Als hun ouders vlak boven die grens zitten, kunnen studenten in een “lastige financiële situatie” terechtkomen, erkent de minister. Hij zou die grens daarom kunnen optrekken naar bijvoorbeeld 70 duizend euro, maar dan wordt de nieuwe basisbeurs 20 euro lager.
Zo gaat de minister dus het debat in: ‘meer van het een’ betekent ‘minder van het ander’. De fundamentelere vraag (hoeveel heeft een student eigenlijk nodig?) speelt voor hem geen rol, want het totale budget ligt al vast in het regeerakkoord.
Basisbeurs naar oude hoogte
In Dijkgraafs plannen is de basisbeurs lager dan vroeger, maar de aanvullende beurs hoger (die blijft net zo hoog als onder het leenstelsel). Uiteraard vroegen sommige leden ook hoeveel het zou kosten om de basisbeurs op ‘oude’ hoogte te krijgen. Ruim 200 miljoen, is het antwoord. Maar dat bedrag heeft hij dus niet in zijn achterzak.
Een van de fracties vroeg ook hoeveel het zou kosten om de inkomensgrens voor de aanvullende beurs te verhogen zonder te morrelen aan de rest van de plannen. Dan noemt de minister bedragen rond de 35 miljoen euro.
Overigens gaat het miljard dat hij beschikbaar heeft niet alleen maar naar de basisbeurs toe. De Dienst Uitvoering Onderwijs krijgt bijvoorbeeld ook iets om de nieuwe beurs te kunnen invoeren. Die kosten zijn op 19 miljoen geraamd.
Bovendien zijn er zo’n 33.000 studenten die recht hebben op een aanvullende beurs en dat kennelijk niet weten. Zij lopen nu geld mis. De minister wil hen extra aanmoedigen om toch de aanvullende beurs aan te vragen. Maar ja, dan raakt de overheid meer geld aan de studiefinanciering kwijt en dreigt Dijkgraaf niet binnen zijn miljard te blijven. Dat heeft hij ingecalculeerd: omdat hij gaat aanmoedigen, valt de basisbeurs nog een tikje lager uit.
Compensatie?
En de compensatie voor studenten van het leenstelsel? Daar hebben de partijen minder vragen over gesteld. Misschien vonden ze die informatie duidelijk genoeg. Een van de leden wil wel weten hoeveel leenstelselstudenten geen diploma behalen en dus ook geen recht krijgen op een tegemoetkoming. Het antwoord: naar schatting 164.300 studenten.