Het Nederlands hoger onderwijs is heel toegankelijk, maar het kan nog stukken beter, vindt minister Van Engelshoven. Zo worden studenten in haar ogen nu te streng geselecteerd, voor én tijdens de opleiding.
“Niet alle studenten hebben gelijke kansen bij de instroom in het hoger onderwijs en bij hun ontwikkeling tijdens hun opleiding”, schrijft de minister vandaag aan de Tweede Kamer. Ze doelt onder meer op studenten met een niet-westerse migratieachtergrond en op doorstromers uit het mbo.
Lange brief
Ze vindt die kansenongelijkheid onaanvaardbaar. “Studiesucces zou er juist over moeten gaan dat zo veel mogelijk geschikte studenten een diploma in het hoger onderwijs kunnen halen.” Zeker nu de arbeidsmarkt snakt naar hoger opgeleiden.
In een lange brief zet ze op een rij wat ze eraan gaat doen. Veel maatregelen had ze al aangekondigd. Ze wil paal en perk stellen aan ‘onnodige’ studentenstops, het bindend studieadvies versoepelen (maar minder ingrijpend dan ze eerder van plan was) en nog eens goed kijken naar de toegankelijkheid van masteropleidingen. Vooral voor hbo’ers zijn er nu veel obstakels.
Psychische klachten
Daarnaast wil ze de doorstroom van mbo naar hbo bevorderen en vraagt ze aandacht voor het welzijn van studenten, die steeds vaker gebukt lijken te gaan onder psychische klachten. Ook moet er meer oog zijn voor studenten met een functiebeperking, zwangere studenten, mantelzorgers en studenten die van geslacht veranderen.
Van Engelshoven richt haar pijlen allereerst op de studentenstops: daarbij hebben kinderen met laagopgeleide ouders of met een niet-westerse migratieachtergrond een kleinere kans om te worden toegelaten. De minister wil in de tweede helft van 2019 een wetsvoorstel indienen om onder meer het aantal stops tot een minimum te beperken, zeker bij opleidingen in sectoren met tekorten op de arbeidsmarkt.
“Ik kan nu al zeggen dat een instelling onder meer moet aantonen dat voldoende inspanningen zijn verricht om te proberen een numerus fixus te voorkomen”, schrijft ze. Gebeurt dat niet – zo stond ook al aangekondigd in het regeerakkoord – dan wil ze zo’n fixus kunnen blokkeren.
Engelse stop
Net als bij de dure geneeskundeopleidingen wil ze dat straks ook bij techniekstudies niet de maximale capaciteit, maar de behoefte op de arbeidsmarkt leidend is bij het instellen van een numerus fixus.
Voor opleidingen die zowel een Engels- als een Nederlandstalige variant hebben, moet het bovendien wettelijk mogelijk worden om alleen voor de Engelstalige track een studentenstop in te stellen. Dat moet voorkomen dat Nederlandse studenten in de verdrukking raken door de grote hoeveelheid studenten uit het buitenland.
Trage studenten
Bij de opening van het academisch jaar had de minister al aangekondigd dat ze het bindend studieadvies aan eerstejaars wilde versoepelen. Opleidingen zouden het bsa steeds vaker gebruiken om trage studenten eruit te filteren en het ‘studierendement’ te verhogen. Wat haar betreft hoefden eerstejaars hooguit 40 van de 60 studiepunten te behalen. “Wie twee derde van zijn eerste jaar haalt, kan nooit op de verkeerde plek zitten of kansloos zijn.”
De hogescholen en universiteiten voelden zich overvallen door het plan en reageerden kritisch, net als regeringspartijen VVD en CDA. In haar brief biedt Van Engelshoven vandaag meer ruimte voor overleg en noemt ze een bsa-norm van “om en nabij 40 studiepunten”. Veel universitaire studies hanteren een norm van 45 punten. “Ik ga in gesprek met het onderwijs om te komen tot een betere balans tussen normering en ondersteuning”, schrijft de minister. Of ze de norm uiteindelijk nog in de wet gaat vastleggen, laat ze – tot teleurstelling van studentenorganisaties ISO en LSVb – in het midden.
Overzicht gehanteerde norm bindend studieadvies hbo en wo. Bron: Studiekeuzedatabase release 28-6-2018
FOMO
De strenge selectie vóór en de hoge eisen tijdens de opleiding zijn mede een reden dat steeds meer studenten mentale druk ervaren, denkt Van Engelshoven. “Er heerst een maatschappelijke norm die veel van mensen vraagt, zoals het succesvol moeten zijn op school en in het sociale leven (fear of missing out)”. Nader onderzoek moet dit probleem in kaart brengen.