Het kabinet houdt vast aan zijn plan om nieuwe studenten vanaf 2014 geen basisbeurs meer te geven. Uitwonenden leveren daardoor bijna vijftienduizend euro in, maar de toegankelijkheid van het hoger onderwijs zou geen gevaar lopen.
Minister Bussemaker van Onderwijs heeft vanmiddag een brief naar de Tweede Kamer gestuurd waarin ze op hoofdlijnen aangeeft hoe ze de studiefinanciering wil hervormen. Ze nodigt de – deels kritische – partijen in de Kamer nadrukkelijk uit om met haar mee te denken.
‘Goede investering’
Om 1,2 miljard in onderwijs en onderzoek te kunnen steken verlangt Bussemaker een hogere eigen bijdrage van studenten. Die doen daarmee een goede investering, want ze verdienen gemiddeld anderhalf tot twee keer zoveel als een mbo’er.
Bussemaker is niet bang dat er straks minder studenten komen als de studiekosten omhoog gaan. Ervaringen in het buitenland en verschillende onderzoeken leren dat dit niet zal gebeuren als het leenstelsel ‘sociaal’ is.
Kwijtschelding
Ze voert aan dat de rente gunstig is – nu zelfs 0,6 procent – en dat studenten vijftien jaar de tijd hebben om af te lossen. De terugbetaling kan tussentijds vijf jaar worden opgeschort en wie te weinig verdient hoeft niet terug te betalen. Een restschuld wordt na de aflosperiode kwijtgescholden. Ook de aanvullende beurs voor kinderen van ouders met een inkomen van maximaal 46 duizend euro blijft bestaan.
Oppositie
In december riep Bussemaker de oppositiepartijen in de Tweede Kamer op niet onnodig angst te zaaien over het leenstelsel. Ze heeft hun steun hard nodig, omdat de coalitie in de Eerste Kamer maar dertig van de 75 zetels heeft. GroenLinks, 50Plus en de Onafhankelijke Senaatsfractie steunen de huidige plannen niet en D66 en de SGP twijfelen.