Studenten moeten langer de tijd krijgen om hun lening af te lossen en de overheid moet daarbij meer rekening houden met het inkomen. Anders is het leenstelsel volgens deskundigen niet sociaal.
“Het is onzinnig om mensen vlak na hun afstuderen, dus op het moment dat ze weinig verdienen, op te zadelen met de verplichting om hun lening terug te betalen”, stelde de Rotterdamse econoom Bas Jacobs in een rondetafelgesprek in de Tweede Kamer over het afschaffen van de basisbeurs. Op dit moment hebben afgestudeerden vijftien jaar om hun lening terug te betalen.
Niet naar draagkracht
De hoogleraar economie en openbare financiën van de Erasmus Universiteit vindt de invoering van een sociaal leenstelsel best een goed idee – onderwijs is immers een goede investering – maar alleen als het echt sociaal is.
“In de huidige kabinetsplannen betalen studenten helemaal niet naar draagkracht terug. Afgestudeerden moeten een vast bedrag aflossen, pas als ze onder een bepaald inkomen zakken, kunnen ze een beroep doen op de inkomenseis. Ik zou ervoor pleiten om altijd inkomensafhankelijk af te lossen, bijvoorbeeld drie of vier procent van het netto salaris. Dat kan dan tot het pensioen of tot het hele bedrag is afbetaald.”
Ook consultant Gerrit de Jager vindt dat studenten langer de tijd moeten krijgen om hun schuld af te lossen. Hij wil het bedrag waarboven studenten moeten beginnen met afbetalen verhogen.
Moeilijk gevolgen te beoordelen
Uit het rondetafelgesprek dat de onderwijswoordvoerders van alle politieke partijen vandaag voerden met deskundigen en de voorzitters van VSNU, HBO-raad en studentenorganisaties, bleek vooral dat het erg moeilijk is om de gevolgen van het afschaffen van de basisbeurs in te schatten. Er zijn genoeg berekeningen en optelsommen, maar ze verschillen allemaal van elkaar.
Het is niet te voorspellen wat scholieren gaan doen als studeren duurder wordt, legde Annemarie Koop van het Nibud uit. “We weten niet of ze meer gaan werken, harder gaan sparen, of hun ouders vragen om een hogere bijdrage. Wij kunnen dat niet inschatten en dat maakt het moeilijk om de gevolgen te beoordelen.”
Te rooskleurig beeld
De directeur van het Bureau Krediet Registratie, Peter van den Bosch, wees er verder op dat de minister in haar brief over het leenstelsel en de studieschuld uitgaat van een rentepercentage van 0,6 procent. Dat is wat afgestudeerden op dit moment aan rente betalen. Maar dit percentage was nog nooit zo laag, en de kans is groot dat dit de komende jaren weer gaat stijgen. “De hoofdlijnenbrief van de minister schetst een te rooskleurig beeld”, concludeert Van den Bosch.
De studentenorganisaties en de HBO-raad spraken opnieuw hun zorgen uit over het aangekondigde leenstelsel. VSNU-voorzitter Karl Dittrich vindt het leenstelsel “acceptabel”. “Maar, als de inkomsten niet terugvloeien naar hogescholen en universiteiten dan vervalt voor ons de legitimiteit.” Hij was kritisch over het afschaffen van de huidige ov-studentenkaart: “Je vraagt om meer profilering van instellingen, maar beperkt de mobiliteit van studenten. Daar ben ik sceptisch over.”
Studenten moeten afwegen
In feite is het allemaal niet zo moeilijk, stelde Debby Lanser van het Sociaal en Cultureel Planbureau. Studenten moeten een afweging maken tussen de kosten van een opleiding en de baten van die opleiding in hun verdere leven. Dan merken ze vanzelf dat de baten de kosten ver overstijgen.
D66-parlementariër Paul van Meenen heeft weinig vertrouwen in die rationele benadering: “Denkt u nou werkelijk dat een achttienjarige die afweging op die manier gaat maken?”